Tussen al het andere in – Een martelaar en zijn nakomeling

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Een martelaar en zijn nakomeling

In een Engelse krant las ik dat Hugh Latimer, 93 jaar oud, was overleden. Toen ik die naam las, dacht ik onmiddellijk aan een andere Hugh Latimer, de man die op 16 oktober 1555 in Oxford op de brandstapel de martelaarsdood stierf. Ik vroeg me af of de Hugh Latimer uit de krant nog familie was van de Hugh Latimer van de brandstapel. Aandachtig las ik de ‘obituary’ en al gauw kwam ik de andere Latimer tegen. De overledene was inderdaad een nakomeling van de martelaar; hij was – zo las ik – ‘a direct descendent of Bishop Hugh Latimer, who was burnt at the stake in 1555’. Hij is maar kort bisschop geweest van Worcester ten tijde van Hendrik VIII. Hij werd afgezet. Twee keer zat hij gevangen in de Tower (in 1539 en in 1546). Toen hij onder de jonge Edward VI weer bisschop kon worden, weigerde hij. Hij wilde niet meer in de gunst staan van een of andere hoge Piet en afhankelijk zijn. Beroemd is Latimer geworden door zijn preken, die gekenmerkt worden door een grote directheid, diepe ernst en veel humor. Liefhebbers van een pittig en krachtig Engels moeten zeker deze preken lezen, waarvan vele bewaard zijn gebleven. Zij zijn een helder getuigenis, maar zij geven ook een levendig beeld van het Engeland uit die dagen. Meer dan uit andere bronnen leer je uit zijn preken wat er gebeurde aan onrecht en onderdrukking, welke dwaze gewoonten er waren, hoe de armen werden uitgebuit en welke kerkelijke misstanden je kon tegenkomen. Latimer nam geen blad voor zijn mond, ook niet wanneer hij voor Hendrik VIII moest preken, die hem te grazen wilde nemen.

De prediking vond hij uiterst belangrijk en daarom moest er een goede bijbelvertaling komen; ook aan de vertaling werkte hij mee. De prediking had te maken met de ‘scala coeli’ (de ladder naar de hemel). ‘Ik vertelde u eerder over de scala coeli. Ik zou willen dat u het niet vergat. De treden van deze ladder worden beschreven in Romeinen 10: de eerste is prediking, en dan horen, dan geloven en ten laatste de redding… Scala coeli is zaak van de prediking. Gods instrument voor de redding is de prediking.’ In een van zijn beroemdste preken, gehouden op 18 januari 1548 bij St. Paul’s Cross vergeleek hij preken met het werk van ploegen. De prediker is een ‘ploughman’, een ploeger. Je kunt merken dat hij uit een familie van boeren stamde. In die preek komen ook passages voor tegen de rijken die de armen laten verkommeren. ‘In de straten van Londen sterft uw arme broeder van de honger’. Er is een passage die aldus begint: ‘Nu, wat zullen we zeggen over deze rijke burgers van Londen? Wat zal ik over hen zeggen? Zal ik hen trotse mannen van Londen noemen, boosaardige mannen van Londen, meedogenloze mannen van Londen? Nee, nee; ik mag dat zo niet zeggen, zij zullen zich dan door mij beledigd voelen. Toch moet ik spreken…’

Latimer was bevriend met Thomas Cranmer, de aartsbisschop van Canterbury die een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van het Book of Common Prayer. Een andere vriend was Nicholas Ridley. Alle drie werden martelaar. Latimer en Ridley kwamen tegelijk op de brandstapel. Cranmer moest het aanzien. Hij werd in maart 1556 verbrand.

Toen Latimer en Ridley op de brandstapel stonden en het vuur werd aangestoken, zei Latimer tegen Ridley: ‘Wees welgemoed, meester Ridley, en gedraag je als een man. Wij zullen deze dag, door Gods genade, zulk een licht op de kandelaar ontsteken in Engeland dat, naar ik vast vertrouw, nooit meer gedoofd zal worden’.

De nakomeling van de martelaar was acteur. Hij speelde op het toneel in West End, in films en in televisiespelen. Ik meen dat hij wel eens een ‘vicar’ speelde. In de oorlog werd hij uitgezonden naar het Midden Oosten en naar India. Toen hij in februari 1946 op Euston Station arriveerde en aan de taxichauffeur zijn huisadres gaf, zei deze ´I’m not f***ing going there’. Zoals de lezers weten, zeggen de Engelsen en Amerikanen dat f-woord veelvuldig, maar op schrift gebruiken ze drie sterretjes. Het huis stond in een buurt die de man van de taxi niet zinde. Latimer zei dat hij 6.000 mijlen met de boot had afgelegd en 400 mijlen met de trein vanaf Glasgow. ‘Ik ben nu vier mijl van mijn vrouw die ik vier jaren niet heb gezien, and you’re not f***ing going there’. Een grote en wijze politieagent had alles gehoord en zei vriendelijk: ‘Ik denk dat hij het wel zal doen’. En hij deed het. Bij het huis gekomen laadde hij de bagage uit, belde aan en zei: ‘Madam, may I introduce you to your husband?’

Latimer was niet alleen acteur. Hij maakte ook sieraden en speelgoed voor zijn twee dochters en was daarin heel handig en vindingrijk. Zo maakte hij eens een eend met afstandbediening die de echte eenden achterna zat. Voor de dochters betekende dat dolle pret.

Een Japanse firma bestelde eens bij hem 150 zilveren bokalen. Liever maakte hij echter halskettingen voor zijn vrouwelijke kennissen. Zij droegen die bij zijn begrafenis.

De krant scheef dat hij, hoewel hij het toneel had opgegeven, ‘never lost the desire to entertain’. Zo nu en dan nam hij bus 9 bij zijn huis in Kensington, niet om ergens naar toe te gaan, maar om zich te verheugen als de passagiers lachten om zijn grapjes.

De nakomeling leek niet erg op zijn verre voorvader, hoewel ‘a direct descendent’, maar hij had ook ontroerende trekjes: een man die speelgoed maakte voor zijn dochters en andere kinderen, die sieraden ontwierp en genoot als hij ze zag om de hals of de pols van zijn vrouwelijke kennissen en de man die op zijn oude dag in de bus grapjes maakte voor wildvreemde mensen en zich rijkelijk beloond achtte met hun gulle lach. Zou hij wel eens, zo tussen neus en lippen, vertellen dat hij nog een ‘direct descendent’ was van Hugh Latimer de martelaar, voor wie een ‘Martyrs’ Memorial’ te vinden is in Oxford, 20 meter verwijderd van de plaats waar de brandstapel werd opgericht? Ik denk het wel.

Michael Bource