Tussen al het andere in (Christopher Fry – opgang en neergang)

logo-idW-oud

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Christopher Fry – opgang en neergang

Geboren op 18 december 1907 in Bristol overleed op 30 juni 2005, een week vóór de terroristische aanslagen in Londen, Christopher Fry. Hij is dus 97 jaar geworden. Zijn echte naam was Harris, maar als Fry is hij bekend geworden. Met T.S. Eliot streefde hij naar de herleving van het versdrama. In de beweging van het ‘religious drama’, met mensen als Eliot, Ronald Duncan, Norman Nicholson, Charles Willams, Anne Ridler en Dorothy L. Sayers had hij een voorname plaats. Hij was aanvankelijk werkzaam in het onderwijs, maar wijdde toen al veel tijd aan het amateurtoneel.

In 1936 trouwde Fry met Phyllis Hart, een journaliste uit Canada afkomstig, en met haar trok hij in een molen uit de 14de eeuw in Sussex. Hij werd geen molenaar, maar de Middeleeuwen speelden wel een rol in zijn leven. In 1938 vroeg een vicar of hij een toneelstuk wilde schrijven voor de parochie ter gelegenheid van een jubileum van het kerkgebouw. Fry ging op het verzoek in en schreef ‘The Boy with a Cart’, het verhaal van St Cuthman die zijn moeder in een handkar vervoerde van Cornwall naar Sussex. In die tijd kon je op zo’n tocht met moeder in een handkar vele avonturen beleven en werd je bedreigd door grote gevaren. In 1939 ontmoette hij voor het eerst Eliot en begon WO II, die 60 jaar geleden werd beëindigd. ‘Ik denk wel dat Eliot invloed op me heeft gehad’, zei Fry. Aan Eliot vroeg hij wat hij als pacifist zou kunnen doen in de oorlog. Eliot adviseerde hem dienst te nemen bij de brandweer. Fry zei dat hij last had van hoogtevrees, waarop Eliot antwoordde: dan ga je je specialiseren in kelders. Als lid van het Pioneer Corps bestreed Fry gedurende de oorlog de branden en de schade in de havens van Liverpool na de bombardementen van de Duitse bommenwerpers.

Na de oorlog, in 1946, kwam Fry met twee spelen: ‘A Phoenix Too Frequent’ en ‘The Firstborn’. De plaats van handeling in het eerste blijspel is de graftombe van Virilius, in de buurt van Efeze. Er zijn slechts drie personen: Dynamene, de weduwe van Virilius, Doto, het dienstmeisje en Tegeus, een militair. Dynamene wil haar man volgen naar Hades. Doto zegt dat zij meegaat met haar meesteres en Tegeus is het die de gang naar het dodenrijk verhindert. Leven betekent ook overleven en niet de dood zoeken. Dat behoorde volgens Fry ook tot het christelijk geloof. Fry ontleende zijn stof aan een verhaal van Jeremy Taylor, die met Lancelot Andrewes en John Donne, behoorde tot de beroemdste predikers van de Engelse Kerk. Bert Voeten vertaalde werk van Fry, ook dit blijspel, dat getuigt van veel humor. Zo typeert de weduwe haar ‘arme Virilius’ met de woorden: ‘Een man in opkomst die nu al de aftocht blies…’ en gaan we twijfelen aan het intense verdriet van Doto als deze zegt: ‘Ik zal mijn best doen ook een beetje te treuren./ Om het zó lang hardop te doen, zou je les moeten nemen’.

Het tweede spel, ‘The Firstborn, gaat over de tien plagen in Egypte en over de strijd tussen Mozes en zijn stiefbroer Seti. Door deze spelen werd Fry steeds meer bekend. Het hoogtepunt van zijn roem bereikte hij met ‘The Lady’s Not for Burning’ en ‘Venus Observed’. Het eerste stuk werd uitgebracht in 1948 en werd niet minder dan negen maanden in West End gespeeld. Belangrijke acteurs als Gielgud, Olivier, Burton en Edith Evans dongen naar zijn gunst. Hij werd bejubeld als de Shakespeare van de 20ste eeuw. In de jaren na de verschrikkingen van de oorlog en de shoah, aan het begin van de koude oorlog en de angst voor de atoombom was daar iemand wiens werk vrolijkheid verspreidde en met een stille vreugde om het leven. Iemand zei: ‘Fry laat de woorden dansen’ en een ander zei: ‘Zijn beelden en metaforen die rijkelijk over je worden uigestort strelen het oor als klokken van kristal’. Zijn kinderlijke vreugde in het werk van God aan en voor mensen werkte aanstekelijk

In ‘The Lady’s is not for Burning’, dat speelt in 1400, gruwt een soldaat van het leven; hij wil gehangen worden. Een meisje, beschuldigd van hekserij en moord, maar zo onschuldig als een lam, hangt aan het leven. De soldaat verliest zijn cynisme en zijn hart en het meisje wint het geloof. Fry bleef zijn thema over het leven trouw.

In de jaren ’40 en ’50 werden de stukken van Fry overal gespeeld: in theaters en in de open lucht, maar ook in kathedralen en in de Albert Hall. Het publek kreeg er niet genoeg van. Overal – ook in ons land – zag je de naam van Fry en de titels van zijn stukken aangeplakt.

En dan komt de klad er in. Na de opgang volgt de neergang. Door een nieuwe generatie toneelschrijvers werd Fry beschuldigd van escapisme, romantiek en mooischrijverij. De angry young men rukten op. Fry wilde geen concessies doen aan de mode en de tijdgeest. Hij werd echter wel onzeker en er waren tijden dat hij niet kon schrijven. Eliot belde dan op om hem moed in te spreken. En Fry zei daarom later: ‘Ik was bijzonder op hem gesteld’.

In de tijd van neergang werd Fry niet verbitterd; deze bescheiden, hoffelijke en serene man zette zich in om te overleven en dat lukte hem wonderwel. Hij bleef schrijven, niet alleen toneelstukken, maar ook scripts voor films, songs voor het cabaret. Hij vertaalde het werk van beroemde Franse toneelschrijvers. Met kinderlijk plezier nam hij waar dat zijn stukken, door beroepstoneel en door amateurtoneel, toch nog werden gespeeld. In de jaren ’80 en ’90 werden zijn grote stukken opnieuw gespeeld. Het publiek kwam toch weer in de ban van de schitterende taal. Toen hij 93 jaar was, vroeg zijn oude school of hij een stuk wilde schrijven dat daar zou worden opgevoerd. In 2000 verscheen ‘A Ringing of Bells’ dat in juni 2001 werd gespeeld in het Olivier Theater in Londens South Bank.

In preken werd (en wordt) uit het werk van Fry geciteerd. En op een partijcongres zei Margaret Thatcher: ‘The Lady’s not for turning’, dat je zou kunnen vertalen als: de Lady is niet van plan een ommezwaai te maken.

Michael Bource