Tussen al het andere in – John Betjeman, 1906-2006

TUSSEN AL HET ANDERE IN – John Betjeman, 1906-2006

Op 28 augustus van dit jaar valt de honderdste geboortedag van John Betjeman. Hij wordt wel beschreven als ‘nationaal monument’ en als de populairste dichter van Groot-Brittannië. Op allerlei manieren wordt zijn geboortedag herdacht. Er zijn tentoonstellingen, in de Bodleyan Library in Oxford wordt zelfs voor de eerste keer zijn teddybeer Archie tentoongesteld. Er zijn lezingen over zijn werk en voordrachten van zijn poëzie, verder speciale treinreizen, want Betjeman was een verwoed treinreiziger, vooral in treinen met stoomlocomotieven; er worden gedenktekenen onthuld, er zijn speciale tv- en radioprogramma’s van de BBC en een film. Ook zijn er nieuwe uitgaven van zijn werk en komt er deze maand een nieuwe biografie, geschreven door A.N. Wilson. En er was er al een van Bevis Hillier. Vermelding verdient verder de verschijning van Faith and Doubt of John Betjeman -An anthology of Betjeman’s Religious Verse. In trek zal zeker ook zijn de theedoek met het gedicht ‘In a Bath Teashop’ en een mok met weer een ander gedicht waarvan de titel mij is ontschoten.

Bekend werd Betjeman aanvankelijk vooral als journalist en schrijver over architectuur. Zijn gedichten waren alleen bekend bij een klein aantal liefhebbers. De bundels Mount Zion (1933) en Selected Poems (1948) kregen weinig aandacht. Pas in 1958 bij de verschijning van de bundel Collected Poems met een inleiding van Lord Birkenhead werd Betjeman van de ene op de andere dag ook beroemd als dichter. In korte tijd werden 100.000 exemplaren van de bundel verkocht. Op het ogenblik zijn er bijna anderhalf miljoen exemplaren in omloop. Een van de uitspraken van Lord Birkenhead was: Betjeman is geen ‘funny poet’. Geen ‘funny poet’ maar wel schreef hij ‘funny poems’.

Betjeman koesterde al vroeg de ambitie dat hij dichter wilde worden. In Summoned by Bells (1960), ‘dé autobiografie in dichtvorm van de eeuw’, beschreef Betjeman zijn jeugd en studententijd en zei hij: ‘I knew as soon as I could read and write that I must be a poet’. Ook zei hij: ‘The music inspired my pen’ en dat is in vele gedichten merkbaar.

Vele gedichten van Betjeman zijn grappig, vol humor, ook wel satirisch. Daarom wordt hij wel beschouwd als schepper van ‘light verse’, lichte poëzie. Niet altijd is dat positief bedoeld. In de tijd van Elizabeth I kenden de dichters nog het geheim van gedichten die luchtig waren en volop echte poëzie. Betjeman was een Elizabethaans dichter. Hij is volstrekt oorspronkelijk en zijn gedichten zijn ‘light’ in de betekenis dat zij toegangelijk zijn, praktisch altijd lezenswaard en vaak amusant. Hij gebruikte het medium van de lichte poëzie voor een ernstig doel, om een bijzondere en specifieke vorm van esthetische emotie uit te drukken.

Bij hem was een trek te bespeuren van de typisch Anglicaanse vroomheid. ‘He went to pray and stayed to mock’. Juiste de gelovige kan spotten met de godsdienst en alle malle dingen in de kerk. Betjeman spotte nooit met het christelijk geloof als zodanig. In het gedicht The Last Laughter zei hij dat hij als ‘entertainer’ herinnerd wilde worden, maar het gedicht heeft ook iets wrangs: I made hay while the sun shone/ My work sold./ Now, if the harvest is over/ And the world cold,/ Give me the bonus of laughter / As I lose hold. Hij vroeg zich ook af wat de zin van al die grappigheid is geweest, als hij oud is, ziek, verschrikt en beklemd: But I’m dying now and done for,/ What on earth was all the fun for?/ For I’m old and ill and terrified and tight.
Een voorbeeld van een satirisch gedicht is Westminster Abbey, waarin hij de mensen hekelt die God voor hun karretje willen spannen. Hierbij een fragment: Here, where England’s statesmen lie/ Listen to a lady’s cry/ Gracious Lord, oh bomb the Germans/ Spare their women for Thy sake / And if it is not too easy/ We will pardon Thy mistake/ But Gracious Lord, whate’er shall be / Don’t let anyone bomb me. In een ander gedicht met bommen, Slough, komt zijn regelrechte weerzin tegen een verloederd deel van Londen naar voren maar tegelijk zijn compassie met de mensen die daar moeten wonen: Come, friendly bombs and fall on Slough/ It isn’t fit for humans now Dergelijk haatgedichten zijn echter zeldzaam.

Een heel bekend liefdesgedicht is A Subaltern’s Love-song met Miss J. Hunter Dunn, gepolitoerd en gebruind door de zon van Aldershot, als geliefde. In de eerste strofe wordt na de bekende Engelse tea tennis gespeeld:

Miss J. Hunter, Miss J. Hunter Dunn
Furnish’d and burnish’d by Aldershot sun.
What strenuous singles we played after tea,
We in the tournement – you against me.

In de tweede strofe wordt een gezamenlijke rijtoer beschreven en in de derde gaat het paar dansen in de stad. In de laatste strofe is er de geur van haar omslagdoek en zijn er de nooit gezegde woorden (de liefdeswoorden die ook nooit gezegd behoeven te worden, omdat ze op een wonderlijke wijze toch gehoord worden) evenals de bedreigende dans (Betjeman was een slechte danser). Uren zitten zij op een parkeerterrein, maar het is gekomen tot een engagement met Miss Joan Hunter Dunn:

The scent of her wrap and the words never said,
And the ominous, ominous dancing ahead,
We sat in the car park: till twenty to one.
And now I’m engaged to Miss Joan Hunter Dunn.

In de Tweede Wereldoorlog werd Betjeman afgekeurd als militair. Van 1941- 1943 was hij in Dublin als persattaché. Recent is bekend geworden dat hij spioneerde voor de Engelse regering. Om zijn naam, toen met twee keer n, werd hij in de Eerste Wereldoorlog op school uitgekreten voor een Duitse spion, in de Tweede was hij echt een spion, maar een Engelse. Door de IRA werd hij van spionage verdacht. Er waren plannen om hem ‘uit de weg te ruimen’. Gelukkig waren er enkele IRA-leden die zijn gedichten hadden gelezen. Zo’n goede dichter kon geen spion zijn. In Engeland waren echter juist schrijvers, dichters, acteurs en actrices spionnen!

Betjeman was ook een bekende figuur voor de tv waar hij pleitte voor het behoud van het landschap, kerken en stations. Dank zij hem is veel karakteristieks bewaard gebleven, ook uit de verguisde negentiende eeuw.

Onder dichters en schrijvers had hij bewonderaars, zoals W.H. Auden en Kingsley Amis. Ook Philip Larkin en Barbara Pym waren bewonderaars. Barbara, die al vroeg genoot van zijn gedichten en hem soms imiteerde, was blij dat Larkin haar bij een ontmoeting met Betjeman had genoemd en dat deze zo vriendelijk over haar werk had geschreven. In 1972 moest er een opvolger komen voor Cecil Day Lewis ala poet lauteate, Barbara Pym schreef aan Larkin dat hij het wel zou worden, maar dat hij het niet zou doen. Zij vroeg zich af of het niet wat was voor Sir (want hij was toen al geridderd) John Betjeman. En zo gebeurde het: Larkin werd inderdaad gevraagd en hij weigerde en Betjeman werd de zeventiende poet laureate. Zijn eerste verplichting was een gedicht te maken ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Anne. In 1974 verscheen de bundel A nip in the air. Kort daarna bleek dat hij de ziekte van Parkinson had. Op 19 mei 1984 is hij overleden in Trebetherick in het door hem zo geliefde Noord Cornwall waar hij al in zijn jeugd kwam en waar hij woonde. Dicht bij zijn woonplaats ligt hij begraven bij de kerk van St Enodoc. Over deze kerk schreef hij het gedicht Sunday Afternoon Service At St Enodoc. In 1975 bezong hij de lof van Trebetherick. Het artikel eindigt aldus: ‘This was my Trebetherick. Its people are mostly elsewhere. Some in St Enodoc churchyard’. Tot de ‘sommigen’ daar behoort nu ook John Betjeman.

Michael Bource