Tussen al het andere in (Karl Barth en Joseph Ratzinger/Benedictus XV!)

logo-idW-oud

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Karl Barth en Joseph Ratzinger/Benedictus XVI

Ratzinger heeft als gast deelgenomen aan een colloquium van Karl Barth in het semester 1966/67. Voor Barth betekende colloquium ‘eenvoudig arbeidsgemeenschap, een studiegemeenschap, waar men een bepaalde tekst bestudeert’. In het semester 1966/67 was de te bestuderen tekst de constitutie ‘Dei Verbum’ ( De Divina Revelatione- Over de goddelijke openbaring) van het Tweede Vaticaans Concilie. Barth vond dat stuk bijzonder belangrijk en in zijn totaliteit ook geslaagd. Voor de laatste zitting nodigde hij Ratzinger uit, die toen hoogleraar in Tübingen was. Hem werden de overgebleven vragen voorgelegd.

In het colloquium van een jaar later werd de Dogmatische Constitutie over de Kerk behandeld, die begint met de woorden Lumen Gentium (Licht der volken). Barth noemde uitdrukkelijk de tekstuitgave van Lumen Gentium, die is verzorgd en toegelicht door Ratzinger. Barth zei onder meer: ‘We hebben in Lumen Gentium als het ware te doen met een nieuwe presentatie van de Rooms-katholieke Kerk, een presentatie die eigenlijk zo nog niet voorgekomen is’. In de Constitutie komt na het belangrijke hoofdstuk over het eschatologisch karakter van de kerk het achtste en laatste hoofdstuk over de Mariologie. Sommigen zeggen – aldus Barth -: ’t is er aangeplakt; anderen daarentegen zijn van mening: ’t zet de kroon op het werk; ’t vormt de spits op het geheel. Barth echter was van mening dat wij ons voor beide extreme uitleggingen moeten hoeden. Barth vond het verrassend dat Hans Küng in zijn boek over de kerk de gehele Mariologie verzwijgt, terwijl Ratzinger er nog slechts iéts over zegt.

In zijn levensherinneringen, Erkämfte Freiheit spreekt Küng met weerzin over de hoogtij (1950, dogma van Maria’s tenhemelopneming) van ‘papolatrie’ en ‘Mariolatrie’. Zo zal Ratzinger niet spreken, maar nog niet zo lang geleden keerde hij zich tegen de verering van het onbevlekte hart van Maria. Ratzinger heeft aandachtig Augustinus bestudeerd. Hij promoveerde op het proefschrift Volk und Haus Gottes in Augustins Lehre von der Kirche’. Dr. J. van Oort, een Augustinuskenner bij uitstek, verzekerde mij dat nergens bij Augustinus sporen zijn te vinden van een Mariologie. Dat zal ook Ratzinger niet zijn ontgaan.

In zijn laatste levensjaren heeft Barth veel gedacht, gesproken en geschreven over de verhouding Rome-Reformatie. Nauwlettend volgde hij de ontwikkelingen. In 1966 ging hij naar Rome en daar werd hij door paus Paulus VI ontvangen en had hij besprekingen met vele vooraanstaande rooms-katholieken. Na een ontmoeting met de Jezuïeten had hij een vertrouwelijk onderhoud met de collega’s Rahner, Ratzinger en Semmelroth, waarin hij hen dringend vroeg ‘sich über ihre etwas divergierenden Ansichten in Sachen Mariologie vor meinen Ohren auszusprechen’.In een brief van 10 juli 1966 aan prof. Johannes Feiner in Chur sprak Barth zijn verwondering uit over de verklaring van Ratzinger van hoofdstuk 8 (de Mariologie) van de Constitutie over de Kerk. ‘Wenn diese Deutung der Titel mediatrix (middelares) etc. authentisch ist, dann müsste sie doch rückwirkend für die ganze Mariologie gültig sein – dann würde sich über Manches, was uns in diese Sache beschwerlich ist, mindestens reden lassen. Aber ist sie authentisch? H. Küng, mit dem ich neulich darüber redete, schien zu schaudern.’

In 1967 schreef Barth Ad Limina Apostolorum, over zijn bezoek aan Rome. Over de reis, zijn ontmoetingen, zoals die met Ratzinger, over een kerk in beweging, over de noodzaak van ‘bekering’ – niet tot een andere kerk, maar tot Jezus Christus, de Heer van de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. In dat geschrift schreef hij ook dat hij gaarne zag dat de woorden ‘protestants’ en ‘protestantisme’ uit onze woordenschat zouden verdwijnen. (Die Worte ‘protestantisch’ und ‘Protestantismus’ sähe ich gerne aus unserem Sprachschatz verschwinden).

Ik wil hier nog enige uitlatingen van de latere Ratzinger weergeven. In het document Dominus Jesus kan duidelijk de hand van Ratzinger worden gezien. In de 91 voetnoten bij dit document komen verwijzingen voor naar vroegere en latere ‘hervormers’, van Luther tot Karl Barth.

In de lijn van Barth, voor wie – kort samengevat – er eerst en telkens opnieuw de naar het Woord horende kerk moet zijn wil er een ‘lerende kerk’ kunnen zijn, zei Ratzinger in een lezing over Verbum Dei dat hier voor het eerst uitdrukkelijk wordt gezegd dat het leerambt ondergeschikt is aan het Woord; het functioneert als een dienaar. Hij kritiseerde Humani Generis dat klaarblijkelijk in de tegenovergestelde richting gaat door nadruk te leggen op het gezag van de kerk om te verhelderen wat de Schrift niet duidelijk maakt.

In een andere lezing. ‘Interreligious Dialogue and Jewish-Christian Relations’ verklaarde hij dat Barth gelijk heeft wanneer hij poneert dat zelfs de religie van christenen kan verzieken en bijgeloof kan worden. Met recht en reden zag Barth, in andere woorden, dat de concrete religie waarin christenen hun geloof beleven zonder ophouden gereinigd moet worden door de Waarheid.

In een lezing. ‘Relativism: the central problem for faith today’, gehouden in mei 1996 in Mexico, gaf hij Barth weer gelijk: ‘Yes, Karl Barth was right…’ Gelijk had Barth door de filosofie te verwerpen als fundering van het geloof, onafhankelijk van het geloof. Dan zou het geloof van begin tot het einde gebaseerd zijn op de steeds veranderende filosofische theorieën.

In het colloquium over Lumen Gentium zei Barth dat hij tegen het wantrouwen was van christenen uit de Reformatie die eeuwig en altijd zeggen: Rome is en blijft het zelfde. Rome verandert nooit. ‘Wij hebben alle aanleiding, wanneer wij iets hopen voor onze kerken om óók te hopen voor die grote, Rooms-katholieke Kerk, en om haar werkelijk te volgen met ons gebed’.

Er waren al weer vele stemmen te horen, ook in ons land, vooral in ons land, van mensen die beweren dat ze wel weten wat voor iemand de nieuwe paus is. Zij zijn niet bedacht op verrassingen en zij leggen bij voorbaat iemand ‘vast’. Verder weten zulke mensen vooral dat zij ‘protestant’ zijn.

Barth opperde de mogelijkheid van een nieuw concilie in de 21ste eeuw. Ik acht het niet onmogelijk dat Benedictus XVI nu al met die gedachte speelt. Om zijn handen vrij te hebben laat hij nu al de zaligverklaringen aan een kardinaal over. Stel je voor dat hij bevordert wat O. Noordmans in zijn tijd voorzag: de overhand van een vrijer conferentie-wezen en het einde van de papale suprematie.

Michael Bource