Tussen al het andere in (Een boek van Amoz Oz)

logo-idW-oud

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Een boek van Amos Oz

Bedoeld is het boek – in Engelse vertaling – A Tale of Love and Darkness, uitg. Chatto & Windus, 2004, van een van de belangrijkste schrijvers uit Israël. De uitgevers hebben het boek gekarakteriseerd als een ‘Memoir’, maar het zijn dan wel herinneringen geschreven in de stijl van een roman. Het is een prachtig boek geworden: geestig, diep tragisch en ontroerend, getuigend van inzicht en observatievermogen.

In de nacht van 5 op 6 januari 1952 pleegde zijn moeder, Fania Mussman, in Tel Aviv bij haar zuster zelfmoord. Als je een aantal bladzijden hebt gelezen, ga je vermoeden dat dit zal gebeuren. Fania wordt geplaagd door hevige hoofdpijn en slapeloosheid. Zij was afkomstig uit Polen en studeerde aan de universiteit in Praag. Het antisemitisme deed haar uitwijken naar het toenmalige Palestina. In 1938 trouwde zij met Yehuda Arieh Klausner, een man die in een land met een overvloed aan intellectuelen geen docent kon worden aan een universiteit. Het verhaal draait om de vraag waarom Fania zelfmoord pleegde. Een bevredigend antwoord is niet te geven. Amos, geboren in 1939, was twaalf jaar toen het gebeurde en hij was woedend.

Er zijn boeken die pas na langere tijd kunnen worden geschreven. In een interview zei Amos Oz dat hij dit boek pas kon schrijven toen hij bij zichzelf geen woede meer voelde en geen bitterheid. Toen kon hij over zijn ouders schrijven als waren zij zijn kinderen. In de dagen dat het drama zich afspeelde, had zijn moeder de leeftijd van zijn eigen kinderen. Zij was toen 38, jonger dan zijn dochters waren bij de publicatie van het boek.

Het boek is ook een familiekroniek. Amos, die op 14-jarige leeftijd zijn vader en familie verliet en toevlucht zocht in een kibboets, zijn naam veranderde en voortaan als Oz (in het Hebreeuws ‘kracht’) door het leven ging, schrijft over zijn grootouders, zijn ooms en tantes. Een van zijn ooms, eigenlijk oudoom, was Joseph Klausner, een bekend geleerde en hoogleraar. Een van zijn boeken was een boek over Jezus, ‘een echte Jood van het begin tot het einde’. Toen Amos als jongetje was meegenomen naar een samenkomst waar Begin, toen bekend als verzetsheld, sprak was hij teleurgesteld dat de beroemde man maar een mannetje bleek te zijn en hij moest vreselijk lachen toen de redenaar een verouderd woord voor ‘wapen’ gebruikte dat in modern Hebreeuws ‘penis’ betekent. Oom Joseph trok hem aan zijn oren naar buiten en Amos moest al gauw niets meer van Begin en de zijnen hebben. Tante Sonia vertelde hem van het leven vroeger in Oost-Europa. De enige Europeanen en kosmopolieten waren de Joden, de anderen waren nationalisten. Voor de Joden was geen plaats in het ‘carnaval’. Zij leefden op een ‘vulkaan’.

Naast een familiekroniek geeft Amos Oz ook een geschiedenis van Israël in de laatste 50 jaar: de oorlogsjaren en de spanning over het oprukkende Duitse leger, richting Palestina, de jaren voor het uitroepen van de staat Israël toen de Joden ’s avonds niet op straat mochten en iedereen met een blad papier voor zich thuis zat. Bij het uitroepen van de staat Israël en de stemming in de VN komen ze uit de buurt samen rondom de radio. Voor het eerst ziet en voelt Amos tranen bij zijn vader. ‘Voortaan kunnen ze ons niet meer zo maar vernederen’. De vader vertelt zijn zoontje over de vernederingen die hij, zijn grootvader en zovele anderen moesten ondergaan. Later ontmoette hij David Ben-Gurion, de ‘vader van de natie’. Wat hij bij de ontmoeting zag, was anders dan hij had gedacht. ‘It was obvious to me that the Father of the Nation was a giant whose head reached the clouds, whereas this impostor was a short, tubby man… I was alarmed. Almost offended.’

Ook gaat het boek over het leven in Jeruzalem en in Tel Aviv. Met zijn ouders gaat hij regelmatig door de straten van Jeruzalem naar het huis van oom Joseph, ook het Jeruzalem dat in 1948 werd belegerd en waar een vriendje door een Jordaanse scherpschutter werd doodgeschoten. En Tel Aviv waarover werd gesproken alsof het een geheim project was van het joodse volk, met de zee en het strand vol met gebronsde Joden die konden zwemmen…’Wie had ooit gehoord van zwemmende Joden?’

Door zijn ouders werd Amos zeker niet onderschat. Hij kreeg te horen wat andere kinderen zelden vernemen. Zijn moeder vertelde hem volksverhalen, sprookjes, maar ook schroomde zij niet hem bekend te maken met de misdaden en de emoties van mensen, de levens en het lijden van briljante kunstenaars. Zijn vader wijdde hem in in de geheimen van het zonnestelsel, de bloedcirculatie, de evolutie, Theodor Herzl en zijn verbazingwekkende levensgeschiedenis, de avonturen van Don Quichot, de geschiedenis van het schrijven en drukken, en de beginselen van het Zionisme.

Toen Amos opgroeide en nog niet met zijn vader had gebroken en zijn achternaam veranderd, wilde hij geen schrijver worden. Schrijvers, zo merkte hij op, konden gedood worden als mieren. Hij wilde een boek worden, want hoe je ook tracht boeken te vernietigen, er is altijd wel een kans dat een exemplaar het overleeft in een of andere achteraf bibliotheek. Amos Oz is toch schrijver geworden en zijn boeken zijn in vele talen vertaald, ook in het Nederlands. Er zijn zovele exemplaren verspreid dat het onmogelijk is ze allemaal te vernietigen.

Ook wilde Amos Oz, zoals zoveel jongens, brandweerman worden. Hij is een soort brandweerman geworden. Met zijn boeken en lezingen tracht hij branden te blussen in het Israël met zijn vele problemen en tegenstellingen. Over dat Israël zei hij in een interview: ‘Het is nog niet rijp, maar het wordt rijper. Ik weet niet hoeveel tijd het nog nodig heeft. In ieder geval is dat land nu nuchterder – in goede en slechte zin – dan het 20 jaren geleden was. Steeds meer mensen begrijpen wat verwacht kan worden en wat niet, en wat de prijs daarvoor is’.

Lange jaren heeft Amos Oz gezwegen over dè gebeurtenis in zijn leven. Hij heeft de stilte verbroken met een boek waarin de liefde bezig is de duisternis te verdrijven.

Michael Bource