De hermeneutiek van de argwaan

logo-idW-oud

De hermeneutiek van de argwaan.

Kune Biezeveld reageert in het nummer van 3 september j.l. op een artikel van At Polhuis over de verklaring van Mohammed B. Deze verklaring heeft bij hen beide (tot hun schrik) herkenning opgeroepen, maar de conclusie die zij vervolgens trekken is een tegengestelde. Wat een verschil tussen beide conclusies, wat een verschillende omgang met de Schrift, wat een verschillende omgang met de naaste die je vreemd is, wat een verschil in communicatie.

Waarom komen de woorden van At Polhuis mij als haast troostend voor terwijl de moeite en de hardheid van de problematiek er dik bovenop liggen en doen de woorden van Kune Biezeveld dat niet? Waarom voel ik mij daardoor niet getroost maar lamgeslagen en benauwd, terwijl deze op het eerste gezicht misschien sympathieker zijn en meer ruimte geven?

Dat heeft denk ik alles te maken met het feit dat ik het leven op deze wereld bij tijd en wijle meedogenloos hard en onbegrijpelijk vind, en er is geen Verlichting of moderniteit die daar iets tegen kan doen.

De herkenning in de verklaring van Mohammed B. ligt bij zowel Polhuis als bij Biezeveld op het vlak van het geloof. Het is uit geloof en louter daaruit dat Mohammed B. zijn daad verklaart. Het geloof dat de weg van de goddelozen dood loopt en dat de gelovigen zegevieren en staan in de gunst van God, roept herkenning op. At Polhuis wijst erop dat er in de bijbelse geschriften zonder veel moeite teksten gevonden kunnen worden van gelijke strekking. Voor Kune Biezeveld is precies dat de reden om de normativiteit van de Schrift ter discussie te stellen. Teksten die mogelijk door godsdienstige fanatici op schrift zijn gesteld, kan zij alleen nog maar met argwaan lezen. Dat wil zeggen, argwaan tegen de auteurs van deze teksten.

Biezeveld breekt in haar artikel een lans voor de hermeneutiek van de argwaan. Dat vind ik op zich sympathiek en ik herken daar ook iets in van mijn eigen omgang met de Schrift. Met argwaan doordenk ik mijn eigen interpretaties: maak ik het mijzelf niet te makkelijk, span ik God niet voor mijn karretje, maak ik de weerbarstige teksten niet mooier dan ze zijn, ga ik niet stilzwijgend voorbij aan wat ik niet begrijp of niet waar wil hebben – dat soort overwegingen. Iedere tekst kan misbruikt worden en de hermeneutiek van de argwaan kan misschien een beetje helpen om dat misbruik in te dammen.

Wat mij bevreemdt is dat Biezeveld deze hermeneutiek van de argwaan niet in de eerste plaats op zichzelf, maar op anderen toepast. Als eerste doet zij dat met de verklaring van Mohammed B. Biezeveld vindt het onbegrijpelijk dat Polhuis deze verklaring serieus neemt. Verontwaardigd stelt ze vast dat hij daarmee alle speculaties over het ware motief van Mohammed B. waarmee columnisten en commentatoren de kranten vol hebben geschreven, naar de prullenbak verwijst. Liever werpt zij de verklaring van Mohammed B. zelf in de prullenbak. Want helder inzicht in eigen motieven tot handelen is immers niet zomaar voorhanden, zoals we van Freud, de meester van de argwaan hebben geleerd – aldus Biezeveld. Eerlijk gezegd begrijp ik op mijn beurt hier helemaal niets van. Hoe kun je hoog opgeven over onze juridische behandeling als toppunt van beschaving, met zwijgrecht, maar wel een laatste woord, zoals Biezeveld in haar laatste alinea doet, als je vervolgens weigert dat laatste woord serieus te nemen? Zo maak je Mohammed B. monddood. Misschien is dat ook precies de bedoeling, maar noem dat dan niet het toppunt van beschaving. Natuurlijk is met de verklaring van Mohammed B. niet het eerste en laatste woord over zijn daad of zijn motieven gezegd, maar deze helemaal niet serieus willen nemen en liever als uitgangspunt nemen wat allerlei meer en minder deskundigen over hem en zijn daad hebben te zeggen, is in mijn ogen het einde van alle communicatie. En ik kan mij daar niet anders dan lamgeslagen bij voelen. Dat is – omgekeerd – ook de troostende werking van het artikel van At Polhuis: dat hij, ondanks de grote schok, ondanks de weerbarstigheid van het hele ‘thema’, toch mogelijkheden ziet en verkent om in elk geval in gesprek te komen. Voor hem is de deur niet dicht na de verklaring van Mohammed B., maar is het aanleiding om na te denken over ons eigen geloof en vraagtekens te zetten bij onze gangbare reactie op religieus fanatisme.

Maar er is meer.

De hermeneutiek van de argwaan wordt door Biezeveld, behalve op de verklaring van Mohammed B. ook toegepast op auteurs van teksten waarin “God zonder aarzeling wordt verbonden met disproportioneel en gruwelijk geweld”. Ze verweert zich tegen het risico God te domesticeren met de vraag: “Wie kan mij garanderen dat de verhalen over de wraakzuchtige, gewelddadige God niet ontsproten zijn aan het verlangen van godsdienstige fanatici die het liefst niet zouden wachten tot God het oordeel zelf voltrekt?”

Ik moet zeggen dat ik het niet zo erg vind als sommige bijbelteksten zijn geschreven door mensen die het liefst niet zouden wachten tot God het oordeel zelf voltrekt. Omdat ik zelf soms ook liever niet zou wachten tot God het oordeel zelf voltrekt. En dan kom ik bij het punt dat ik eerder noemde: dat het leven soms onbegrijpelijk, pijnlijk en hard is. Als echo’s van dat gegeven worden weggepoetst uit ons geloof, uit de bijbel, dan kunnen die ervaringen van pijnlijkheid en onbegrip alleen maar cynisch stemmen en blijft er van mijn geloof niet veel meer over dan een soort jaren 70 gevoel van ‘love and peace’, waar ik alleen maar hard gillend van weg wil rennen. De regenboog van Noach wordt een nietszeggend flowerpower-symbool, als we niet eerst die nauwelijks te verteren woorden hebben gehoord dat het de Heer berouwde “dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart”. In een wereld die soms onbegrijpelijk en pijnlijk is, vind ik het een troost als er teksten zijn die onbegrijpelijk en pijnlijk zijn. Niet omdat die teksten de verklaring aanreiken voor wat ik in het leven niet begrijp, ook niet omdat die twee elkaar mooi dekken en de cirkel zo weer rond is. Maar deze teksten èn deze ervaringen voeden over en weer mijn argwaan. Argwaan bij wat ik over God denk te weten, argwaan bij mijn ervaringen, argwaan bij mijn oordeel over anderen, argwaan bij mijn eigen geloof. Zo zijn er verhalen en gebeurtenissen waar ik stil bij val, die in niet kan plaatsen, niet kan duiden, die ik afschuwelijk vind. Ik kan ze niet wegpoetsen en ik wil ze niet wegpoetsen. Maar er is wel een verschil tussen mij en Mohammed B., ook al zou ik soms ook liever niet wachten tot God het oordeel zelf voltrekt: ik grijp niet naar het mes. En dat heeft alles te maken met die hermeneutiek van de argwaan. Mijn eigen oordeel zal ik nooit gelijkstellen aan dat van de Allerhoogste. Hij heeft het laatste woord. Maar ik houd het goed voor mogelijk dat zijn oordeel hard zal zijn, over mij en deze wereld.

Laten we over dat oordeel dan inderdaad maar eens in gesprek gaan met onze moslimse medegelovigen – zoals At Polhuis voorstelt, omdat “goede exegese hier uiteindelijk meer helpt dan bestrijding”. En laat onze insteek in dat gesprek dan de hermeneutiek van de argwaan jegens onszelf zijn.

Mirjam ten Boom – Hulzebos

(is geestelijk verzorger bij een instelling voor ouderenzorg in de gemeente Renkum)