The Passion of the Christ

logo-idW-oud

 

THE PASSION OF THE CHRIST

De afgelopen maanden verschenen in diverse bladen negatieve recensies en artikelen over de film ‘the passion of the Christ’ van Mel Gibson. Ik zou die graag wat nuanceren. Ook Spijkerboer blies een partijtje mee (IdW 5, 10 april 2004, nieuwe jaargang 33, p 139). Niet dat hij de film gezien had, maar op grond van wat hij over de film had gelezen kwam hij met kwalificaties als ‘een ramp’, anti-joods en wil hij een negatieve kanselboodschap opstellen. Juist doordat Spijkerboer de film niet gezien heeft bevat zijn commentaar een aantal onwaarheden die ik wil rechtzetten.

Zo vind ik de film niet antisemitisch. Spijkerboer beweert dat de hoofdrol in de martelpraktijken wordt gespeeld door de soldaten van de joden. Dat is pertinent onjuist. De joodse mannen zijn lieverdjes vergeleken bij de Romeinse soldaten die Jezus martelen in opdracht van Pilatus. Oké, de joden pakken hem stevig aan na de overmeestering in de hof, maar verder gebeurt er niet meer dan in het evangelie naar Matteüs vermeld staat als ‘Toen spuwden zij Hem in het aangezicht en sloegen Hem met vuisten; anderen sloegen Hem in het gelaat en zeiden: profeteer ons, Christus, wie is het, die u geslagen heeft?’ De Hogepriester staat hier niet verlekkerd naar te kijken, zoals Spijkerboer beweert. Ook laat de film zien dat enkele leden van de Hoge Raad het niet met de gevangenneming eens zijn.

Sommige recensenten – niet Spijkerboer! – beweren dat Pilatus in de film wordt neergezet als een slapjanus dat de oren makkelijk laat hangen naar de Joden. Dat is faliekante onzin. Pilatus wordt neergezet als een sterke man die goed zijn best doet om Jezus vrij te krijgen maar hem uiteindelijke toch prijsgeeft ter wille van orde en rust en zijn angst voor de keizer: ‘Van toen af trachtte Pilatus Hem los te laten, maar de Joden schreeuwden en zeiden: Indien gij deze loslaat, zijt gij geen vriend van de keizer; een ieder, die zich koning maakt, verzet zich tegen de keizer’.

Spijkerboer heeft wel gelijk als hij zegt dat de film een lange uitgewerkte martelpartij is. De nadruk komt wel erg te liggen op het lijden van Jezus. Maar wat wil je als dat het thema van de film is: the passion of the Christ? Wou je er dan een komedie van maken; is ‘the life of Brian’ van Monty Python dan een betere verfilming van de laatste twaalf uren van het leven van Jezus? De Passies van Bach zijn ook langgerekte vertolkingen van het lijden van Jezus – ‘o hoofd vol bloed en wonden’ en verheerlijking van het kruis, moeten we daar ook maar eens een kanselboodschap over voorlezen?

Andere recensenten dan Spijkerboer vinden dat in deze film de ‘bloedtheologie van Anselmus’ weer opgeld doet. Ook dat is in mijn ogen een misvatting. Het zijn in deze film duidelijk de mensen die bloed willen zien. Als Jezus aan het kruis zijn laatste woorden uitspreekt en sterft, valt er een traan uit de hemel! In het moment dat deze traan van de Here God de grond raakt gebeurt wat in Matteüs beschreven staat: ‘En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden’. Is dat geen ontroerende exegese: de scheur in de aarde wordt veroorzaakt door het verscheurde hart van God en ‘het rommelen van Gods ingewand’ veroorzaakt een beving op de aarde?

Mijn bezwaren tegen deze film zijn anders van aard en gelden eigenlijk alle Hollywoodproducties. Alle kaskrakende Hollywoodfilms zijn stereotiep en grotesk en daar is deze film geen uitzondering op. In Hollywood gaat het eigenlijk altijd als volgt. ‘The good guys’ (in casu Jezus, zijn volgelingen, Simon van Cyrene e.a.) zijn mensen met een prachtig uiterlijk en ‘the bad guys’ (in casu de soldaten die Jezus martelen) zijn oerlelijk en je kan al van meters afstand zien dat ze niet deugen. Ook vecht- en martelscènes (in bijv. Pulp Fiction van Tarantino) worden altijd breed uitgesponnen. Mijn vraag is deze: waarom wordt dat bij andere films getolereerd of niet eens opgemerkt en geeft dat bij deze film zo’n heisa? Het lijkt me beter ons te bezinnen op het simplistische en stereotiepe wereldbeeld dat Hollywood ons geeft tegenover het beeld dat het evangelie ons voorhoudt. In Hollywood worden zondaars neergeschoten en verkneukelt zich de brave bioscoopganger daarbij; in het evangelie worden zondaars gerechtvaardigd en gaan hoeren en tollenaars de brave burger voor in het Koninkrijk van God. Als er toch een kanselboodschap moet komen…

Arjen Boogaard

Naschrift

Mijn commentaar op Mel Gibbons film schreef ik voordat die in ons land werd vertoond, en dus, zoals Boogaard terecht opmerkt, op grond van wat ik erover gelezen heb. Ik wil best van hem aannemen dat ik hier en daar over mijn doel heen geschoten heb. Maar er is wel iets uit mijn commentaar dat recht overeind blijft staan: ‘de film is een lang uitgerekte martelpartij’ (Boogaards eigen woorden), terwijl de evangeliën uiterst terughoudend zijn wanneer ze over het lijden van Jezus vertellen. In het lijdensverhaal overheersen verhoren, gesprekken, geschreeuw, hoon, gebeden en veel citaten uit het Oude Testament. Dat is wel even iets anders dan een gezicht vol bloed. – De Passionen van Bach zetten ook een domper op mijn geloof: ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder’-‘Ruhe sanft’- mag je de mensen zo de kerk uit laten gaan? Zie ook Barth, KD IV/2, 280.

De positieve reacties op Mel Gibbons film, die ik gehoord heb, gingen allemaal in dezelfde richting: Ik heb me nog eens goed gerealiseerd hoeveel Jezus voor me heeft overgehad! Die reacties zijn te begrijpen, maar dan verdwijnt al gauw uit het gezichtsveld dat er aan het kruis een beslissing ver ons genomen is, waar we niet op zaten te wachten. Toen wij nog nergens van wisten heeft God ons in Christus uit de macht van de zonde bevrijd. Dat moet ons in naam van de opgestane Heer gezegd worden en dat is niet op et witte doek te brengen. Romeinen 5 en 6!

Daarom houd ik Mel Gibbons film nog steeds voor een ramp en Boogaard moet niet schrikken als ik alle films over Jezus een ramp ga noemen. Er zou echt niets tegen zijn als de synode daar eens een hartig woord over zou spreken.

A.A. Spijkerboer