Over ‘gewoon bijbellezen’

logo-idW-oud

 

OVER ‘GEWOON BIJBELLEZEN’

 

Lezen aan tafel

Wij lazen thuis uit de bijbel aan tafel, na de avondmaaltijd. Je zou bijna zeggen: uiteraard, hoe kan het anders. Zo hoort het in een protestants, in mijn geval ‘gewoon hervormd’, midden-orthodox gezin. Er werd een tijdje een dag-boekje bij gebruikt (Brood voor het hart stond in de kast, en Giesen Vijf minuten). Daarna werd het NBG-leesrooster gevolgd, en trouw ook: overslaan werd ingehaald. Alles kwam dus langs aan boeken en verhalen. Ik geloof dat er weinig gesprek loskwam na lezing. Na een moeilijk verhaal werd misschien gezegd: ‘nou … moeilijk verhaal’. Verder herinner ik me de leesmoeite met de lange zinnen van Paulus. En de huiver bij gewelddadige verhalen. Soms was er de verzuchting: dat zou een theoloog nu eens uit moeten leggen.

Terugkijkend verwonder ik me hierover, hoe gewoon of vanzelfsprekend het was. Of nee, juist die vanzelfsprekend-heid wekt verwondering. Dat lezen lijkt mij een reformatorisch relict uit vroeger tijden. Protestanten lazen de bijbel. Helemaal. Alles. Grotendeels in voortgaande lezing. Het was ‘gewoon’, een ‘gewoonte’. Je deed het gewoon, omdat het hoorde. Het hoorde bij geloven, bij het horen bij de kerk.

Lezen aan tafel, na de maaltijd, als een kale huisliturgie, als sobere godsdienstoefening. Ik stel me voor dat het iets sacraals had: het venster naar het heilige, naar God ging even open. Zoals Katholieken naar de monstrans keken en het in de hostie zagen, zo luisterden protestanten naar de dagelijkse bijbellezing.

Waar gebeurd
Dit was (en is, tot op zekere hoogte) wat men kan verstaan onder ‘gewoon bijbellezen’, in protestantse, calvinistische zin. Daar is de eeuwen door wel iets mee gebeurd. De praktijk is denk ik grotendeels hetzelfde gebleven. Maar de context is totaal veranderd.

Ik denk dat men hoofdzakelijk op een tamelijk letterlijke, historische of ‘historiserende’ manier las (en niet piëtistisch of mystiek). De bijbelse verhalen vertellen hoe het is gegaan. En geloven betekende daarvan weten. De bijbel was het geschiedenisboek van God en de wereld, een geschiedenis waarin de vaderlandse en uiteindelijk ook de eigen per-soonlijke geschiedenis was opgenomen. Dat lag in elkaars verlengde. En het letterlijke en het geestelijke waren rechtstreeks met elkaar verbonden.

Afgaande op de vragen die bij bijbelstudie of preekvoorbereiding soms gesteld worden, denk ik dat nog altijd veel mensen zo lezen. Ook trouwe kerkgangers, die week aan week preken horen waarin een andere benadering van de Schrift is voorondersteld, stellen vragen vanuit een puur letterlijke, historische, feitelijke leeswijze. Hoe kan zijn gebeurd wat is gebeurd? ‘Hoe kon Jezus na veertig dagen en nachten vasten die tempel nog opklimmen?’ Of bij verhalen vult men datgene aan wat het verhaal als verslag van een gebeurtenis sluitend maakt. ‘Misschien was Lazarus alleen maar schijndood.’ Ik verbaas me erover hoe vaak kerkgangers en bijbellezers – ik zou bijna zeggen: ‘nog steeds’, na Ter Lindens Het verhaal gaat … en allerlei andere boeken en boekjes – daarin de betekenis van het bijbelverhaal zoeken. Dan is geloven in de eerste plaats ‘voor waar aannemen’. En als het verhaalde kan zijn gebeurd, dan kan God ook mij redden.

Naïef
We zouden we deze manier van lezen ‘naïef’ kunnen noemen. Het eenvoudige en onschuldige is natuurlijk aantrekke-lijk, maar ondertussen hebben we in het Westen de onschuld en de eenvoud onmiskenbaar verloren. We weten meer, of preciezer gezegd: we hebben bepaalde kennis verworven die men voorheen niet had. Daardoor lezen we anders. En geloven we anders.

Het is niet mijn bedoeling om hier – bijvoorbeeld met de typering ‘naïef’ – denigrerend over te spreken. Velen lezen zo en een andere manier vind je niet zomaar. Bovendien: zij lezen de bijbel tenminste. Zij hebben ook een duidelijke reden om te lezen. Zelf heb ik ook een tijd min of meer zo gelezen, ‘letterlijk-historisch’ dus, zij het wel in combinatie met een meer gelovig-spirituele manier van lezen, gericht op Gods Woord, Gods leiding (een gebruikelijke combinatie bij een evangelicale geloofsbeleving). Dat heeft me veel gebracht en ik moet ook zeggen dat mijn discipline en ‘leest-rouw’ toen steviger waren dan nu. Ik heb er ook een zeker gevoel van heimwee bij. Toch kwam ik met die manier van lezen niet uit. Dat heeft met die verloren onschuld te maken. Juist het letterlijk nemen, het feitelijk, historisch lezen, conflicteert met de kennis, de resultaten van de bijbelwetenschap. Maar dat niet alleen: het staat op gespannen voet met geloof, omdat het geloven teveel een voor-waar-aannemen maakt. Dat ontneemt je ook een groot deel van de rijkdom van de Schrift. Als je zo naïef, letterlijk en historisch leest, ontgaat je het geestelijke en vaak ook het geestige.

Hoe dan wel te lezen? Dus wel ‘gewoon’, maar niet ‘naïef’? Is een zogenaamde ‘tweede naïveteit’ noodzakelijk? Laat ik me zonder pretenties beperken tot het spreken uit eigen ervaring, in de hoop dat het meer dan mijn particuliere verhaal is. Mij heeft de bijbelwetenschap uiteindelijk geholpen om de bijbel uiteindelijk ook weer gewoon te lezen.

‘Gewoon’ bijbellezen is ‘in geloof’ bijbellezen

Uiteraard is eerst de vraag: wat is eigenlijk ‘gewoon bijbellezen’? (Ik kan me wel vinden in wat Udo Doedens daarover schreef, aansluitend bij Kierkegaard in het vorige nummer.) ‘Gewoon’ bijbellezen is het lezen van de gelovige, op zoek naar een Woord van God. Kortweg: de bijbel is het boek van de kerk en het geloof (dat het geheel en al verweven is met het jodendom, is waar en wezenlijk, maar dat kan hier buiten beschouwing blijven). Uiteraard kun je de bijbel ook zonder gelovig oogmerk lezen, uit culturele of kunsthistorische interesse bijvoorbeeld of voor literair vermaak. Maar dat is ongewoon, zoals ook het lezen van andere antieke of klassieke literatuur (alleen al getalsmatig) ongewoon is. De bijbel, die verzameling en ordening van antieke geschriftjes, is van kaft tot kaft een godsdienstige aangelegenheid.

Dat geloofsaspect is dus cruciaal. Nu valt ‘geloven’ niet mee en dat rechtvaardigt misschien op zichzelf de typering van de tweede naïveteit. Want om vol te houden dat er een God is die zou spreken door die oude woorden, dat heeft in onze culturele context net zoiets kinderlijks en ontwapenends als bidden. Maar ook om een andere reden valt het geloof behouden niet mee: om de verworven bijbelwetenschappelijke en godsdiensthistorische kennis. Er lijkt toch van oudsher (d.w.z. sinds de opkomst van de moderne bijbelwetenschap) een soort tegenstelling te bestaan tussen bijbelwetenschap en (orthodox, kerkelijk) geloof. Op grond van die kennis kun je uitstekend, om met Kuitert te spre-ken, ‘aan God doen’. Maar kennis maakt gemakkelijk opgeblazen en kan je verleiden tot een positie van waaruit je als verlichte ‘kenner’ alles overziet aan godsdienstige genres en motieven, alles aan ‘geloofswaarheden’, gemeentetheo-logie en auteursintenties kan plaatsen en alles aan autoriteit en aanspraken kan relativeren. Dan zit je inmiddels niet meer in de kerk, en ga je niet meer door de knieën.

De kennis kan je echter ook deemoedig maken. Ik raak telkens weer geïmponeerd door de teksten, door wat er aan de orde is en hoe het aan de orde komt. Dat wekt ontzag. Als dat er eenmaal is, kunnen vervolgens kennis van de historische context en inzicht in de structuren goede diensten bewijzen, om in de tekst te komen, om de tekst te lijf te gaan. Of liever: ze kunnen lezer en tekst in contact met elkaar brengen zodat de boodschap de lezer te lijf kan gaan. Want dat is wat bij bijbellezen uiteindelijk moet gebeuren.

Geloof en kennis

Gewoon bijbellezen is dus een zaak van geloof. Het gewone is daarmee tegelijkertijd ongewoon. Het gewone vraagt en brengt eenvoud, maar dat blijkt – alweer paradoxaal – niet zo eenvoudig. Want het gaat dus om een bepaalde leeswijze, een manier van benaderen van de bijbel, een houding. Het heeft met deemoed te maken, met de verwach-ting dat door de oude woorden heen tot je gesproken kan en moet worden, met het zoeken naar het ongehoorde, het nieuwe, of het aloude vergetene. Om gewoon te lezen moet je dat ‘gewoon’ doen – terwijl dat ondertussen niet van-zelf gaat: die houding kun je niet zomaar aannemen. Dat moet je gebeuren, dat moet je gegeven worden. Waar het gebeurt, zal de Geest het nodige mee kunnen delen.

Die ‘houding’ lijkt me het belangrijkste. Maar vervolgens is een basale toerusting onontbeerlijk. Ook hier is het gewone ongewoon: je leest hoe dan ook een verzameling antieke, vreemde boeken. Om gelovigen in staat stellen met meer vrucht te lezen is een toegankelijke inleiding in het gewone bijbellezen gevraagd, een eigentijdse variant van Miskottes Bijbels ABC of Kuiterts De spelers en het spel. Naast een bijbels-theologische richtlijn, zoals deze boeken boden, lijkt mij ook andere hulp nodig, zoals een zekere kennis omtrent ontstaan en opbouw van de bijbel, van de historische context van verschillende boeken, en van genres en de daarbij behorende specifieke leeswijze. Of is dit boek er al en ken ik het alleen niet? Hoe dan ook: het Bijbelleesfestival is onder meer daarop uit: gezamenlijk lezenderwijs uit te vinden hoe te lezen.

Coen Constandse