Over de bevrijdingsdagen van 1945 in het dagboek van Willem Barnard

logo-idW-oud

 

OVER DE BEVRIJDINGSDAGEN VAN 1945 IN HET DAGBOEK VAN WILLEM BARNARD

Zou het waar zijn? Zou er eindelijk vrede komen? Door de lucht brommen de bommenwerpers, naar men zegt met eten geladen. Zou het voor óns verder zonder vernieling en zonder nog ergere hongersnood aflopen? Zou Tinka’s verjaardag de bevrijdende melding opleveren? En zouden we het lustrum van 10 mei 1940 anders beleven dan we vreesden? (29 april)

Gisteren is bekend geworden dat Hitler gesneuveld is. Geen consternatie en geen opschudding. Het zijn de ‘vliegende kruideniers’ die in het middelpunt van alle gesprekken staan. (2 mei)

De laatste dagen ziet men weer mensen lachen. Iedereen verwacht weldra vrede. Duitsland is vrijwel geheel door Russen, Amerikanen en Engelsen bezet. Dag aan dag nieuwe berichten over capitulerende legers en ingenomen steden. De vrije pers staat openlijk aangeplakt. Voortdurend voedseltoevoer. Eergisteren heb ik een Chesterfield gerookt. En de dankdiensten zijn al geregeld. (3 mei )

Vier mei. Vrijdag. ‘s Avonds om negen uur hoor ik het buurmeisje roepen met schelle stem: Mammie, ze zeggen dat Noorwegen, Nederland, België en Denemarken gecapituleerd hebben!

Ze bedoelt: een Belgische zender zou hebben omgeroepen dat de capitulatie van de Duitse troepen in Noorwegen, Denemarken en Nederland een feit geworden was. Een van de buurtwinkeliers had het zelf gehoord.

De stemming bleef sceptisch. Wel groepte men om half tien nog buiten samen. Op elk motorgeluid stoven de groepjes uiteen. Hier en daar wordt geschoten. En langzamerhand wint de mening veld, dat het een loos gerucht is. Toch blijft het onrustig.

‘s Nachts onweer. Ik droom van vlaggen en van zee en strand. (4 mei 1945)

Zaterdag vijf mei. ‘s Morgens vroeg zie ik snel een illegaal blaadje doorgeven. Er is dus toch iets aan de hand! Ik wil naar buiten gaan. In het portaal vind ik Trouw, een extra bulletin.

De dag waarop wij sinds 10 mei 1940 gewacht hebben!

Wij moeten ons nog gedekt houden. De Duitsers zijn er nog.

Dubieuze bijzonderheden doen de ronde over voortgaande machtsuitoefening.

Moeten we nu wel of niet om zeven uur binnen zijn?

Is het waar, is het niet waar? Ik kan niet geloven dat het voor hier gelden zou. Dit blijft een bezet plekje grond. (5 mei 1945)

Zondag 6 mei. De nacht was stormachtig en vervuld van regenvlagen. We gingen naar de kerk. Onderweg kwamen we mensen tegen die oranje droegen. En een proclamatie van de rijkscommissaris, op 5 mei gedateerd: over ingetreden “wapenrust”.

In de kerk nog geen dankstond, wel een voortreffelijke preek zonder enig oranje-farizeïsme.

Uit de kerk: een zee van vlaggen. Kinderprocessies met oranje: traditioneel nationaal symbool.

Maar de Duitsers dragen hun wapens nog.

Wij voelen ons zo onwennig als een kanarie wiens kooi onverhoeds wordt opengezet.

Dankstond dan. Maar het was meer nationaal pathos dan christelijk geloof, meer de geschiedenis van het Oranjehuis dan de toekomst van de Heer. Dominees die ‘natuurlijke theologie’ bedrijven, gaan uit hun nekharen leuteren over ‘Gods hand in de geschiedenis’ en over hun en ons aller gevoelens. Die vaderlandse speeches moet men maar aan burgemeesters overlaten.

En dan een organist die de gemeente naar huis laat gaan met twee coupletten van ‘Wien Neerlands Bloed’ is toch meer dan erg! Over bloed en bodem gesproken! (6 mei 1945)

Simplificering van de historie. Oranje-farizeïsme. Ik kan niet meedoen, ik mis de spontane overmoed. Ik moet steeds wikken en wegen.

Op straat is het druk en toch kalm. Men komt tot zichzelf. Er is blijdschap op ieders gezicht. De ondergrondse patrouilleert. Er is een proclamatie uitgevaardigd door de vertrouwensmannen van de regering en overal is de vrije pers aangeplakt. Winkel aan winkel is het raam versierd met haastig opgezochte, trouw bewaarde vaderlandse voorstellingen. De BS blijkt goed georganiseerd te zijn. Ze geven bulletins uit. (7 mei)

Nog steeds het gevoel aangrijpende dingen mee te maken als in een roes. Ik beleef iets waar ik mijn hele verdere leven op teren zal. Maar op de achtergrond steeds de gedachte: ik ben niet in staat het te verwerken. Ik ben verdoofd en versuft van de ellende waaruit ik gered ben. Langzamerhand zal ik weer van binnen vrij worden, zoals ik het nu van buiten ben.

Vanwege het IKB *) komen wij in aanraking met (en in aanmerking voor) de goede gaven van de luchtkruideniers: twee blikken kaas, gedeukt en wel, en twee blikken worst.

In de soep voor de kinderen was vandaag spek meegekookt, in de pap gisteren eierpoeder.

( * IKB: interkerkelijk bureau voor noodvoedselvoorziening, het was bij ons om de hoek gevestigd en ik werkte er aan mee. Naast ons in het kindertehuis was soms voedsel over waarin wij dan mee-deelden.)

Mijn secundaire neiging doet mij pas opleven in bezonkenheid. Dan kan ik mij ontplooien en om die reden ben ik voor actieve functies ook totaal ongeschikt. Het IKB-werk bijvoorbeeld vind ik een corvee, verloren tijd die aan de studie beter, althans meer naar mijn aanleg, was besteed. En zo verlang ik dan ook naar rust, de rust van landelijkheid en studeerkamerstilte, van een dorpskerk en een wijd uitzicht op land- en waterschap.

Maar van binnen zit de onrust. En dat ik dit alles meemaak, dit hoofdstuk wereldhistorie, zal in mijn geheugen geprent staan voor altijd, ik voorvoel het. Hoe kinderlijk onthutst ik ook ben bij dit alles, – net als in mijn schooltijd bij ‘nationale emoties’ die ik niet bevatten kon.

‘In naam van hen die voor de waarheid vielen,

bewaar ons, Heer, voor het aftands gedoe

van uit hun kracht gegroeide burgerzielen

want met de swing-cultuur der Yankee-fielen

gaat Jantje schrijlings naar de bliksem toe!’ (8 mei 1945)

Triomfale intocht van de Canadezen. Kleine legerwagentjes eerst, vrachtauto”s daarna en toen de gevechtstroepen. Lachende gezichten, verbrand en gebruind. De tanks vol bloemen en beladen met jeugd. Zwaaiende meisjes op de pantserwagens. Verpleegsters en kanonnen. Een haag van mensen die niet moe werden van het juichen.

Laatste beeld van het Derde Rijk: drie rijtjes van drie oude soldaten elk, voorbijhobbelend in een boerenwagen met twee krakende paarden ervoor.

Maar ‘s avonds liepen wij op de Westersingel waar de SD zit en daar zag het er nog dreigend uit, met Spaanse ruiters en wachtlopende kerels. Hier en daar is bij arrestaties nog gevochten.

De jeugd, in rijen lopend in de pas, zingt: Mussert die moet zakkies plakken resp. bieten eten, of kolen zeven.

En, op de wijs van Overal waar de meisjes zijn: Een kale kop, een kale kop, met een hakenkruis, met een hakenkruis er boven op!

Deze wraakoefening onderging een overbuurvrouw van ons. Ze werd onder gejoel van aandachtige toeschouwers gecoiffeerd.

Meestal is de stemming wel fel, maar niet al te kwaadaardig. Repatriërende radio’s worden toegejuicht. In de boekwinkels een stroom van illegale lectuur en ondergrondse uitgaven, verboden boeken en tijdschriften. Celbrieven, Moffenspiegel, etc.

Dan denk ik: wat zijn deze mensen dapper geweest. Ik steek er bij af als een weltfremd, onpraktisch manneke. En die gedachte, die wroegende gedachte, was mijn kwelling, de hele afgelopen winter.

Ik heb niet geheuld met de vijand, maar ik ben wel bang voor hem geweest. Ik heb voor hem gebukt, ik was geen held en pas noodgedwongen ben ik in verzet gekomen, toen ik mij niet meer conformeerde aan zijn dwangbevel. Men mag mij lafheid verwijten, – alleen, met mijn aanleg en mijn aard kon ik niet anders dan perplex zijn van dit duivelse bedrijf. Maar collaboratie heb ik niet gepleegd.

T. blijkt te behoren tot de knokploeg en patrouilleert zwaargewapend. Hij is een stil water met een diepe grond. Een geus. Niet allen moeten fijngevoelige dichters zijn! Al die ‘ailes de géant’ zijn zo lastig voor het dagelijks marstempo.

Overal in de avond vreugdevuren van verduisteringpapier.

Een Canadees wagenpark op het Heemraadsplein rondom de muziektent.

Vrij buiten te lopen! Een overheid te hebben die het recht en de geestesvrijheid eerbiedigt! Autoriteiten wie het om ons welzijn gaat!

Sinds de geuzentijd is ons volk niet meer dusdanig eensgezind geweest. Laat het zo blijven: richtingen in plaats van partijen. Dat de verschillende verzetsgroepen samenwerken is daarvan een symbool (en een garantie voor het vervolg). (9 mei)