De tijd die blijft (I) (fantastische vertellingen)

logo-idW-oud

 

DE TIJD DIE BLIJFT (I) (fantastische vertellingen)

Karl Barth over schepping, geschiedenis en scheppingsgeschiedenis. KD §41,1, S.44-103

Schepping, tijd, geschiedenis en scheppingsgeschiedenis

Schepping volgens de bijbel is niet het werk van een wereldbouwer of van een kosmische intelligentie die de oorspronkelijke chaos zou hebben omgevormd tot kosmos. De opvatting van een demiurg in de zin van Plato is aan de bijbel vreemd. Schepping in de bijbel is de vrije, contingente daad van JHVH, de bijzondere God van Israël. Zijn wezen is uit geen kenbare grond af te leiden. In de wereld van de menselijke religies is hij een eenling. Het optreden van JHVH is extravagant en zijn daden zijn ronduit verbazingwekkend. Zij tarten alle fantasie! In de volkerenwereld wordt hij gevreesd en veracht. Van hem kan worden gezegd: hij is het grote‘enfant terrible’ onder de godsmachten. Zijn uit vier letters bestaande naam: JHVH is aan al het bestaande ontheven en kan daarom niet worden uitgesproken. In de bijbel wordt zijn naam weergegeven met Adonai = HEER. Zijn plannen en overleggingen zijn onbegrijpelijk en wonderbaarlijk, zijn daden gedurfd, extravagant en trefzeker. Zij getuigen van een duizelingwekkend creatief vermogen. Maar niettegenstaande de fantastische signatuur van de bijbel ademen deze verhalen toch een ernst en werkelijkheidszin die verbaast. JHVH, de nameloze hoofdpersoon uit dit drama opereert in de tijd, maar is daar toch in het geheel niet aan gebonden. De actieradius van zijn werkzaamheid is het volk Israël en vandaar uit bestrijkt hij de hele kosmos. Hij vormt het tegendeel van de mythische goden van de omringende volken, die dit vrije, ontheven karakter ten enenmale missen. Door zijn spreken en handelen in de geschiedenis boezemt JHVH gezag in. Hij wordt in het bijbels getuigenis met recht HEER genoemd. Tegenover goden en mensen voert hij de pretentie enig en uniek te zijn. Dat wekt grote consternatie bij vriend en vijand. Zijn daden hebben een weergaloos vrij en gedurfd karakter. JHVH doet denken aan een man uit één stuk, maar hij is het tegendeel van de antieke heros, veeleer is hij begiftigd met een hart van goud. God is een eerlijk man, schreef, Kohlbrugge. Israël belijdt zijn enigheid en dat doet in navolging daarvan zijn kerk.

De eerste daad waar de bijbel gewag van maakt is de schepping. Schepping volgens de bijbel is het eerste -men mag wel zeggen- eigenzinnige initiatief van JHVH. Zijn eerste ‘coming out’ kan men zeggen en het begin van zijn optreden. Evenals zijn daarop volgende daden is het werk van de schepping vrij, gedurfd en grondeloos. Het geeft aan het bijbelse scheppingsgeloof iets gratuits, iets speels zo men wil, in elk geval iets niet noodzakelijks. Hier ontbreekt alle wereldbeschouwelijke ernst en men krijgt de indruk dat we het met de schepping in de bijbel eerder van doen hebben met het werk van een tovenaar dan met een serieuze theorie over het ontstaan van de wereld. Het scheppingsverhaal is gemeten aan de ons bekende kosmologische theorieën even bizar en ‘not done’ als de andere verhalen uit de verbondsgeschiedenis van de HEER. Het getuigt daarom van onbegrip en zeker van een ernstig gebrek aan humor, het scheppingsverhaal te willen lezen als de verklaring van het ontstaan van de wereld of als de opstart van een kosmisch evolutieproces.

Schepping in de bijbel wil nu eenmaal worden verstaan als het eerste werk in de bonte rij van wonderdaden die de geschiedenis van het verbond stofferen. Schepping, volgens de KD, (1) is het eerste werk van de ‘drie-enige God’, met welke naam de geloofsleer van de kerk de acties van JHVH in de geschiedenis typeert en waarmee deze zich afzet tegen de antieke gnosis. Nog afgezien van de theologische complicaties die dit leerstuk oplevert, wordt geheel analoog aan de onuitsprekelijke godsnaam JHVH met de ‘drie-enige’ een volslagen vreemde god bedoeld die een verbondsgeschiedenis aangaat met mensenkinderen en wiens enige doel daaruit schijnt te bestaan, dit project koste wat het kost en in weerwil van alle sabotage en verzet te verwerkelijken. In de leer van de kerk wordt hij gezien als degene die handelt in de hoedanigheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Volgens de geloofsleer opereert hij als schepper, als verzoener en verlosser.

De schepping is het eerste werk in de rij van zijn verbondsdaden. Het is zijn eerste daad waar alles mee begint. Zijn bizarre vreemdheid moet letterlijk genomen worden! Tussen JHVH en de ons bekende werkelijkheid gaapt een onoverbrugbare kloof. De gedachte van een fusie of vermenging tussen JHVH en de goden is uitgesloten. Het is een goed bijbels axioma te zeggen: God moet God blijven en de mens mens. Zo heeft Israël zijn positie verstaan temidden van de syncretistische religies van het Midden Oosten, en zo hoort in navolging daarvan de kerk dat ook te doen. Op geen enkele wijze is het ‘fenomeen’ JHVH terug te voeren op de ons bekende werkelijkheidsgebieden, laat staan dat hij daarmee zou kunnen worden vereenzelvigd. God valt onder geen enkel soortbegrip, zei Thomas van Aquino reeds. (2) Van de israëlitische godsnaam geldt principieel: De HEER is enig!

Mythe, sage, prehistorie en onhistorische geschiedenis.

Schepping is een wonderwerk van JHVH, zeiden we. Daarmee wordt uitgesloten dat het scheppingsverhaal gelezen zou kunnen worden als een historisch verslag. Daarvoor zijn ooggetuigen nodig. Maar die ontbreken in het scheppingsbericht en moeten dat ook. Historisch onderzoek met betrekking tot de schepping is daarom een absurditeit en een tegenspraak in zichzelf. Het scheppingsverhaal in de bijbel vertelt per definitie geen historie, maar het vertelt een fantastische geschiedenis van onhistorische aard. Het vertelt van de prehistorische wonderdaden die aan alle geschiedenis vooraf gaan. Constitutief voor historische beschouwing is immers de notie: ‘tijd’. Maar schepping in bijbelse zin gaat aan alle historische tijd vooraf. Schepping moet daarom niet historisch worden begrepen, zij is wezenlijk prehistorisch (3). Zij is prehistorische geschiedschrijving.

Karl Barth noemt het scheppingsverhaal in de bijbel de neerslag van een profetisch, visionair en divinatorisch schouwen van de bijbelse getuigen. Het gaat daarin om een radende fantasie in dichterlijke vorm, door de bijbelgetuigen gebruikt om zich een beeld te vormen van de oorsprong en afloop der dingen. (4) Profetische fantasie is voor de bijbelse getuigen een legitiem stijlmiddel. Zij is aan de bijbelverhalen in het geheel niet vreemd. Zo zijn aldus Barth met name de scheppingsverhalen in de bijbel het resultaat geweest van profetische fantasie en van dichterlijk divinatorisch schouwen. Trouwens het merendeel van de bijbelse verhalen vertelt in hoofdzaak geen historische geschiedenis, maar veeleer ‘onhistorische’ geschiedenis, d.i. geschiedenis die ontoegankelijk is voor historische vergelijking, ook al zal de historische component in deze geschiedenissen lang niet altijd ontbreken. Voorzichtig gezegd bevatten zij weinig zuivere geschiedenis evenals weinig zuivere sage, meestal een mengsel van deze beide. (5) Maar historisch of niet, het verandert niets aan het feit dat de bijbel over de hele linie werkelijke geschiedenis wil vertellen, geschiedenis die zich afspeelt in de menselijke ruimte en in de menselijke tijd, werkelijke geschiedenis dus, zij het historisch ontoegankelijk ! De opvatting dat er alleen maar historische geschiedenisbeschrijving zou bestaan, noemt Barth een ziekelijke burgerlijke dwangvoorstelling. Zij is het product van de belachelijke gewoonte van de moderne westerse geest, die zich van haar complexen tracht te ontdoen door zich te fixeren op een hoogst fantasieloos en prozaïsch geschiedenisbeeld. ‘Ga maar voort, en doe maar alsof de onhistorische geschiedenis de onwerkelijke geschiedenis zou zijn. Ga maar voort met het uitbannen van alle onmiddellijkheid tot God uit het geschiedenisbeeld of het vervluchtigen daarvan tot een bloot idee. De geschiedenis wordt dan noodzakelijk zo zoals men haar hebben wil: een hoogst onwerkelijke geschiedenis, een minder of meer expliciete mythe in welks kommerlijk licht de zogenaamde werkelijke geschiedenis verschijnt als een zee van banale onzin of een duivelse chaos. Nee, men ga niet zo voort! Het is nergens voor nodig in deze kramp tegenover de onhistorische geschiedenisbeschrijving te volharden. Het is veelmeer nodig zich ervan te vergewissen, dat en hoe het historische en het onhistorische in de werkelijke geschiedenis bijeen zijn en bijeen horen.’ (6)

Is waar dat de bijbel over de hele linie geschiedenis vertelt, het is ook waar dat zij zich daarmee tegelijk nadrukkelijk distantieert van de ‘mythe’ of van de speculatieve metafysica. (7) Heel het bijbelverhaal vertoont een notoir antimythische structuur. Het gaat in de bijbelse verhalen over concrete gebeurtenissen die plaats vinden in een bepaalde tijd en het gaat over met name genoemde personen die leven op een bepaalde plaats. Kortom de bijbel vertelt geschiedenis ! Dit in tegenstelling met de mythe. In de mythe en in de filosofie wordt de concreetheid van de geschiedenis losgelaten en bevinden wij ons in het schimmenrijk van de filosofische bespiegeling of in de bovenbouw van de godsdienstige projecties. Evenwel, het kenmerk van het bijbelverhaal is nu juist dat het werkelijke, concrete geschiedenis wil vertellen die plaats vindt in ruimte en tijd. Deze verhalen kunnen historisch (dus: verifieerbaar) zijn of onhistorisch (dus niet verifieerbaar), maar altijd vertellen zij concrete geschiedenis. Het literaire genre waarin dat gebeurt, is voor wat de scheppingsverhalen betreft, de zuivere sage. (8) De sage, in tegenstelling tot de mythe, beeldt concrete geschiedenis uit. Haar karakter is niet historisch, maar prehistorisch. Zij vertelt gebeurtenissen die aan de geschiedenis voorafgaan. De scheppingsgeschiedenis zoals de bijbel die tekent vertelt op prehistorische wijze van de oermatrijzen die aan het verbond ten grondslag liggen.

In de mythe daarentegen wordt de concrete geschiedenis afgestroopt of mythisch vervluchtigd of omgeduid. Het voorwerp van de mythe is fictief of speculatief. De mythe negeert de concrete geschiedenis. Zij laat de concrete werkelijkheid los. De mythe is daarom volgens de KD de voorvorm van de filosofie. De mythe laat namelijk het concrete werkelijkheidsgehalte van de bijbelse verhalen los. Maar in de dichterlijke fantasie van profeten en apostelen gaat het nu juist om die concrete werkelijkheid. Schepping is daarom het tegendeel van de mythe. De scheppingsgeschiedenis moet daarom volgens de KD niet worden gezien als mythe, maar als zuivere sage. Immers ook de scheppingsberichten bedoelen werkelijke geschiedenis te vertellen. De beide scheppingsberichten in Genesis 1 en 2 zijn de neerslag van de dichterlijke fantasie van de bijbelschrijvers. Zij beogen prehistorische schilderingen te bieden van concrete gebeurtenissen in ruimte en tijd. Het woord ‘scheppingsmythe’ is daarom terminologisch en zakelijk gezien een tegenstrijdigheid. De mythe heeft namelijk nog nooit werkelijke schepping tot thema gehad. Het gaat in de mythe, evenals in de filosofie om beelden of inkledingen van gebeurtenissen die zich overal en altijd hebben voorgedaan of zich nog zullen voordoen. De mythe, hoe duaal of triadisch haar vertelling ook wezen mag, blijft in de grond van de zaak monistisch. Het gaat in de mythe uiteindelijk om de laatste en diepste schouw van het ene in alles.

Schepping, in onderscheid tot de mythe wil worden verstaan als het begin van het verhaal over een onbekende God en zijn ten dode toe bedreigd schepsel. Of anders gezegd: schepping is de eerste daad in de rij van verbondsdaden van de drie-enige God. Schepping is de inauguratie van het verbond door JHVH. Het opschrift boven § 41 luidt dan ook: schepping en verbond. Schepping in de bijbel is, zoals gezegd, de contingente daad van de vrije, onnoembare God die wordt aangeduid met de vierletterige naam: JHVH. Aan het geschapene gaat alleen JHVH zelf vooraf. Schepping is dan ook letterlijk: creatio ex nihilo, schepping uit niets! Elke nieuwe wonderdaad zal de bevestiging zijn van zijn eerste vrije scheppingsdaad. Maar hoe dan ook: met de daad van de schepping begint de serie wonderdaden waar de bijbel melding van maakt. Het verbond is het authentieke initiatief van God de HEER. De notie ‘verbond’ sluit uit dat hier het algemene begrip: ‘eerste grond’ of ‘laatste afhankelijkheid’ van alle dingen bedoeld zou kunnen zijn. Schepping in de bijbel is geen algemeen religieus of wereldbeschouwelijk begrip. Schepping volgens de bijbel is het hoogst authentieke initiatief van een vreemde, onbekende God, die de mens in zijn schepping een dominante plaats toekent en die zijn bestaan betrekt in een duizelingwekkend verband. Dat verband heet in de bijbel: het genadeverbond. In feite kent de bijbel maar één geschiedenis: de geschiedenis van het genadeverbond! Alles wat wij geschiedenis noemen is daarin opgenomen en maakt daar deel van uit. Van de drie-enige God geldt: zijn dierbaarste en origineelste vinding is de mens als zijn bondgenoot. Op hem zijn de woorden en daden van JHVH gericht. Om te beginnen natuurlijk: zijn scheppingsdaad. De schepping wordt daarom beschreven als zijn daad, als het begin van zijn geschiedenis. Schepping in de bijbel is geen tijdloze waarheid. Tijdloze waarheden bestaan volgens de bijbel niet!

Nico T. Bakker

——————

1 Karl Barth, Kirchliche Dogmatik § 41, Schöpfung und Bund. 1. Schöpfung, Geschichte, Schöpfungsgeschichte. S.44

2 Deus non est in genere.(Thomas van Aquino 1225-1274). De godsnaam JHVH verzet zich tegen elke annexatie door algemene begrippen of bestaande godsdienstige beseffen. De bijbel leert het èchad adonai: de enigheid van de HEER. Het betekent dat hij niet vereenzelvigd kan worden met noties als de ‘hoogste God’ of dergelijke, zoals de middeleeuwse kerkvaders meenden.

3 KD III,1 p.84,87

4 idem p.90

5 idem p.89

6 idem p.85,87,88

7 idem p.91,92,93

8 idem p.88,89,90