Theresia van Avila, verzetshelden en een dominee

logo-idW-oud

 

THERESIA VAN AVILA, VERZETSHELDEN EN EEN DOMINEE

Anders dan bij Juliana van Norwich kennen we wel de echte naam van Theresia van Avila en weten we waar en wanneer zij is geboren (Avila 28 maart 1515) en overleden (Alba de Tormes, bij Salamanca, 4 oktober 1582). Telkens weer en tot op de dag van vandaag raakten en raken mensen in de ban van deze heilig verklaarde Spaanse vrouw. Over drie van zulke mensen gaat het in onderstaand artikel.

Volgens Ruusbroek kunnen engelen in opdracht van God zintuiglijke beelden opwekken in de ‘ymaginacie’ van de mens, om hem een waarheid kenbaar te maken of een inzicht te verschaffen ten behoeve van zichzelf of anderen, ook om hem in te lichten over toekomstige gebeurtenissen. Meestal zullen de visioenen imaginatief zijn, het beeldend denken aansprekend. Er zijn ook lichamelijke (of materiële) en zuiver intellectuele visioenen. Theresia van Avila achtte de imaginatieve de hoogste. Zelf had zij alleen deze visioenen gehad en zij waren in haar leven van beslissende betekenis geweest.

Zij is bekend als Theresia van Avila, naar de plaats waar zij woonde en werkte, maar ook wordt zij Teresa de Jesús genoemd. Haar eigenlijke naam was Teresa de Cepeda y Ahumada. Haar ouders waren van joodse afkomst. In het Spanje van de middeleeuwen woonden daar vele Joden. Door de Spaanse Inquisitie zijn velen van hen vervolgd en gedood of gedwongen christen te worden.

Theresia was een knappe verschijning en extrovert, naar het volle leven en naar de wereld gericht. Zij wist wat er in de wereld te koop is. Maar dat was niet het enige; zij kende ook ‘het ingekeerde leven’ en ‘het geestelijk verkeer met de Heer’.

Theresia was heel nuchter en scherpzinnig; zij wist haar mannetje te staan. De nuchterheid en scherpzinnigheid had ze nodig om haar roeping te kunnen volgen, want zij wist zich een geroepene. Ondanks veel tegenwerking van wereldlijke en kerkelijke zijde (zij kreeg te maken met de Spaanse Inquisitie) wist zij ingrijpende kloosterhervormingen bij de karmelieten tot stand te brengen. Daarbij werkte zij samen met de beroemde Johannes van het Kruis (San Juan de la Cruz).

Als mystiek schrijfster is Theresia vooral bekend gebleven door haar geschriften die als voornaamste thema hebben de liefde van en tot Christus. Beroemd zijn haar ‘Bericht van de ziel’, ‘De Weg van de volmaaktheid’ en haar ‘Hoog-lied’. Over haar leven heeft zij geschreven in ‘Libro de la Vida’ (Boek van het leven). Niet alleen om de diepgeestelijke inhoud zijn haar geschriften van belang. Lezers en tot oordelen bevoegden is de schoonheid van de taal opgevallen. Het is opmerkelijk hoe vaak mystici en visionairen voortreffelijke schrijvers en schrijfsters zijn, als door de heilige Geest geïnspireerden.

In 1622 werd Theresia heilig verklaard en in september 1970 werd zij door paus Paulus VI uitgeroepen als eerste vrouw onder de leraren der kerk. Een andere leraar der kerk, Karl Barth, schrijvend over de mystiek en het monnikswezen, heeft haar naam, samen met die van andere mystici, genoemd in zijn Kirchluche Dognatik. Hij schreef, dat het helemaal niet zo gemakkelijk is zich tegen deze figuren af te zetten, veel minder gemakkelijk dan menig protestant denkt. Op z’n minst hebben zij iets geweten van wat wij beter menen te weten. Daar bovenuit hebben zij ook iets ge-weten dat ons in ieder geval te denken geeft. Er is geen reden ons ‘gelijkhebberig’ tegen hen af te zetten. Wel is er reden om ‘leergierig’ naar hen te luisteren. 1)

Over drie mensen die leergierig naar hen hebben geluisterd wil ik iets zeggen. De eerste is Titus Brandsma (1881-1942). Op hem heeft Theresia al vroeg invloed gehad. Hij was een Fries en een Karmeliet en hij werd hoogleraar in Nijmegen, waar hij kerkgeschiedenis en mystiek doceerde. Hij was een man van ‘het ingekeerde leven’ die heel goed wist wat er in de wereld gebeurde en welke taak hem daar was toebedeeld. In zijn leven gingen actie en contemplatie, mystiek en politiek samen. Spiritualiteit was voor hem geen abstracte theorie, maar doorleefde werke-lijkheid. Als karmeliet bestudeerde hij de mystiek en leefde eruit. Hij vertaalde werk van Theresia, eerst alleen en later samen met anderen. Al vroeg zag hij het gevaar van het nationaalsocialisme. Via publicaties in dag- en weekbladen waarschuwde hij en veroordeelde hij de anti-Joodse maatregelen van het Hitlerregime. Dat deed hij zowel voor als tijdens de bezetting. Hij werd gearresteerd en verbleef achtereenvolgens in de gevangenis van Scheveningen, in het kamp te Amersfoort, in de gevangenis van Kleef en tenslotte in het concentratiekamp van Dachau waar zijn leven door een dodelijke injectie van een kamparts een einde vond. In gevangenschap heeft hij velen bemoedigd en was hij een getuige van Christus. Zijn verbondenheid met de persoon en het werk van Theresia bleek toen hij in gevangen-schap haar biografie schreef die na de oorlog, in 1946 werd gepubliceerd.

De tweede die ik wil noemen is Johan Brouwer (1898-1943), een man die, volgens zijn biograaf Hendrik Henrichs, al tijdens zijn leven een legende was. 2) Hij was in de Spaanse burgeroorlog en promoveerde op het proefschrift Psy-chologie der Spaansche mystiek. Hij koos bewust voor het verzet tegen de Duitsers en raakte betrokken bij de aan-slag op het Bevolkingsregister van Amsterdam. Hij werd gearresteerd en in de vroege ochtend van 1 juli 1943 gefusil-leerd en begraven in de duinen bij Overveen.

Via zijn bestudering van de mystiek kwam Brouwer in aanraking met Theresia van Avila. Hij was overtuigd dat de Spaanse mystiek met haar nadruk op de persoonlijke geloofsbeleving beschouwd moest worden als het beste ant-woord op de grote geestelijke vragen van de zestiende èn van de twintigste eeuw. Ook hem was de nuchterheid van Theresia opgevallen die hij bewonderde. Eveneens was hij getroffen door de taal van Theresia. Hij zei: ‘De mystici gebruikten een zo rijke taal dat hun werk tot de hoogtepunten van de Spaanse literatuur wordt gerekend; dat is vooral het geval met het werk van Teresa de Avila en Juan de la Cruz’. Brouwer roemde de bewogenheid, het mededogen en ‘het evangelisch saamhorigheidsgevoel’ van Theresia en Johannes van het Kruis met het ‘in geestelijk en emotioneel opzicht verwaarloosde volk’.

Brouwer schreef niet alleen wetenschappelijke werken maar ook romans. Een van de bekendste romans is Philips Willem, de Spaansche prins van Oranje, verschenen in november 1940. De roman beleefde vele drukken, tijdens en na de bezetting. Op de lijstjes van de meest verkochte boeken in de oorlog was het dikwijls nummer 2 (nummer 1 was Hollands Glorie van Jan de Hartog). Hoofdstuk 9 van de roman is gewijd aan Theresia. Dit hoofdstuk heet ‘Philips Willem en Theresia van Avila’ Natuurlijk, het ligt niet voor de hand dat Philips Willem ooit Theresia heeft ontmoet, maar de schrijver was goed gedocumenteerd over de figuur van Theresia. In hoofdstuk 9 lezen we:’Wanneer een Theresia van Avila en een Juan de la Cruz, die Gods eigen licht hebben aanschouwd daarvan niet kunnen getuigen, zonder vervolgd te worden, dan bewijst dat, dat Spanje lichtschuw is geworden.’ Tegen Philips Willem zei zij: ‘Ik bid zoals ik brood bak’, een bidden in het besef verstaan en gehoord te worden, een ‘bidden met het weten middenin een ontzagwekkende werkelijkheid te staan, waarin de handen even zeker grijpen als de vuist in het deeg’. Op verzoek van Philips Willem vertelde Theresia over haar werk, over de kloosters die zij had gesticht. ‘Op eenvoudige, natuurlijke wijze vertelde Theresia van de grote moeilijkheden waarvoor zij was geplaatst, van de tegenwerking welke zij van de geestelijke autoriteiten ondervond, de verdachtmakingen en bedreigingen, maar zij gaf aan deze verhalen geen aangrijpend, pathetisch karakter, integendeel, zij spotte een beetje met de bekrompenheid, de jaloersheid, de gezagswaan van al die hoge heren, die door al hun geadministreer de zin voor de werkelijkheid van het geestelijk leven hadden verloren (…) Haar gevoel voor humor werkte weldadig’. In verhalende vorm tekende Brouwer een aantal wezenlijke kanten van de persoonlijkheid en het werk van Theresia en heeft hij enige bijna letterlijke citaten gegeven uit haar Libro de la Viada. ‘Geduld is meer waard dan visioenen’. Maar daarom zijn de visioenen nog niet waardeloos. Zij kunnen van groot belang zijn, voor degenen die de visioenen en gezichten (dit woord komt 108 keer in de Bijbel voor) hebben ontvangen, maar ook voor anderen. Omdat zij ook voor anderen van belang kunnen zijn, werden de visioenen beschreven, hoewel men vaak een innerlijke weerstand moest overwinnen. Tegen het einde van hoofdstuk 9 lezen we: ‘Iemand zei haar (Theresia) eens: Gij zijt een heilige’. Zij had toen vrolijk-spottend gelachen en gezegd: ‘Dat verhoede God. Men zou er dan later toe kunnen komen mijn gebeente te vereren en mijn werk te vergeten.’

Door de roman zijn talloze lezers in aanraking gebracht met Theresia en dat is wat Brouwer wilde. Zijn biograaf ver-telde dat na Brouwers dood een manuscript werd gevonden met vier hoofdstukken voor een biografie van Theresia van Avila die hij van plan was te publiceren.

(Zijn vrouw, door Brouwer ‘vogeltje’ genoemd, schonk aan de Niclolaikerk te Utrecht een gebrandschilderd raam, ter nagedachtenis aan haar man.)

J.T. Doornenbal (1909-1975) was een bekend hervormd predikant. Hij was ver buiten de grenzen bekend om zijn ‘stukjes’ in het kerkblad. Deze werden tot in Peru gelezen. De kracht en werking van kerkbladstukjes is zelden zo vertoond in de geschiedenis van de kerk. Hij werd gerekend tot de Gereformeerde Bond, maar hij was geen lid. Het langst was hij predikant van Oene. Een goede vriend van hem was de dichter Gerrit Achterberg. Het is aangrijpend om te lezen wat hij over Achterberg en zijn vriendschap schreef, onmiddellijk na de dood van de dichter. In zijn biblio-theek stond meer literatuur dan theologie. Hij zou zich ook nooit theoloog noemen. Op de kansel en in zijn stukjes citeerde hij dichtregels van vele dichters, het meest van Achterberg, Nijhoff, Rilke en Roland Holst, maar ook vele romanschrijvers leverden stof. Bart Jan Spruyt spreekt over Doornenbals ‘hervormde spiritualiteit van bevindelijke diepte en katholieke breedte’. 3) In die katholieke breedte was er ruimte voor een moeder-overste, zuster Dominica en voor Theresia van Avila, maar ook de andere Theresia was hem lief, Theresia van Lisieux (1873-1897). Hij verdiepte zich in het leven van Theresia van Avila aan wie na de beslissende wending in haar leven grote extases en verruk-kingen ten deel vielen. Doornenbal vond het opmerkelijk, evenals Brouwer, dat juist Spanje, met zijn gevreesde Inqui-sitie en gewetensdwang zulke heiligen had voortgebracht. Zuster Dominica was voor hem een vertegenwoordigster van de Kerk der eeuwen ‘en er leefde in haar in deze late eeuw het beeld van de grote heiligen uit de oudheid en de middeleeuwen, de heilige Theresia en anderen’. De andere, ‘kleine’ Theresia vond hij, nadat hij zich in haar autobio-grafie had verdiept, ‘een rijkbegaafde en begenadigde vrouw’ die duizenden tot zegen was geweest. Voor hem was er ‘een bevinding waar de kerkelijke rechtzinnigheid betrekkelijk buiten staat’. Na de dood van Doornenbal schreef H.W. Riphagen in een persoonlijke herinnering: ‘Welke predikant citeert vanaf de kansel Theresia van Lisieux en Bernard van Clairvaux? Hij begreep hun taal voor het hart en gaf het door. Hun verwoording van de liefde. Hij mócht en kón het’. 4)

M.G.L. den Boer

1) Karl Barth, KD IV/2, 11.
2) Henrich Henrichs, Johan Brouwer-Zoeker, ziener en bezieler, Amsterdam 1989 (diss).
3) Bart Jan Spruyt, Als je eenmal hebt liefgehad. Over ds. J.T. Doornenbal, geloof, cultuur en politiek, Zoetermeer 2009, 3e dr.2010.
4) Ds. J.T. Doornenbal, Overpeinzingen van een pelgrim, Utrecht 1980, 325.

THERESIA VAN AVILA, VERZETSHELDEN EN EEN DOMINEE

Anders dan bij Juliana van Norwich kennen we wel de echte naam van Theresia van Avila en weten we waar en wanneer zij is geboren (Avila 28 maart 1515) en overleden (Alba de Tormes, bij Salamanca, 4 oktober 1582). Telkens weer en tot op de dag van vandaag raakten en raken mensen in de ban van deze heilig verklaarde Spaanse vrouw. Over drie van zulke mensen gaat het in onderstaand artikel.

Volgens Ruusbroek kunnen engelen in opdracht van God zintuiglijke beelden opwekken in de ‘ymaginacie’ van de mens, om hem een waarheid kenbaar te maken of een inzicht te verschaffen ten behoeve van zichzelf of anderen, ook om hem in te lichten over toekomstige gebeurtenissen. Meestal zullen de visioenen imaginatief zijn, het beeldend denken aansprekend. Er zijn ook lichamelijke (of materiële) en zuiver intellectuele visioenen. Theresia van Avila achtte de imaginatieve de hoogste. Zelf had zij alleen deze visioenen gehad en zij waren in haar leven van beslissende betekenis geweest.

Zij is bekend als Theresia van Avila, naar de plaats waar zij woonde en werkte, maar ook wordt zij Teresa de Jesús genoemd. Haar eigenlijke naam was Teresa de Cepeda y Ahumada. Haar ouders waren van joodse afkomst. In het Spanje van de middeleeuwen woonden daar vele Joden. Door de Spaanse Inquisitie zijn velen van hen vervolgd en gedood of gedwongen christen te worden.

Theresia was een knappe verschijning en extrovert, naar het volle leven en naar de wereld gericht. Zij wist wat er in de wereld te koop is. Maar dat was niet het enige; zij kende ook ‘het ingekeerde leven’ en ‘het geestelijk verkeer met de Heer’.

Theresia was heel nuchter en scherpzinnig; zij wist haar mannetje te staan. De nuchterheid en scherpzinnigheid had ze nodig om haar roeping te kunnen volgen, want zij wist zich een geroepene. Ondanks veel tegenwerking van wereldlijke en kerkelijke zijde (zij kreeg te maken met de Spaanse Inquisitie) wist zij ingrijpende kloosterhervormingen bij de karmelieten tot stand te brengen. Daarbij werkte zij samen met de beroemde Johannes van het Kruis (San Juan de la Cruz).

Als mystiek schrijfster is Theresia vooral bekend gebleven door haar geschriften die als voornaamste thema hebben de liefde van en tot Christus. Beroemd zijn haar ‘Bericht van de ziel’, ‘De Weg van de volmaaktheid’ en haar ‘Hoog-lied’. Over haar leven heeft zij geschreven in ‘Libro de la Vida’ (Boek van het leven). Niet alleen om de diepgeestelijke inhoud zijn haar geschriften van belang. Lezers en tot oordelen bevoegden is de schoonheid van de taal opgevallen. Het is opmerkelijk hoe vaak mystici en visionairen voortreffelijke schrijvers en schrijfsters zijn, als door de heilige Geest geïnspireerden.

In 1622 werd Theresia heilig verklaard en in september 1970 werd zij door paus Paulus VI uitgeroepen als eerste vrouw onder de leraren der kerk. Een andere leraar der kerk, Karl Barth, schrijvend over de mystiek en het monnikswezen, heeft haar naam, samen met die van andere mystici, genoemd in zijn Kirchluche Dognatik. Hij schreef, dat het helemaal niet zo gemakkelijk is zich tegen deze figuren af te zetten, veel minder gemakkelijk dan menig protestant denkt. Op z’n minst hebben zij iets geweten van wat wij beter menen te weten. Daar bovenuit hebben zij ook iets ge-weten dat ons in ieder geval te denken geeft. Er is geen reden ons ‘gelijkhebberig’ tegen hen af te zetten. Wel is er reden om ‘leergierig’ naar hen te luisteren. 1)

Over drie mensen die leergierig naar hen hebben geluisterd wil ik iets zeggen. De eerste is Titus Brandsma (1881-1942). Op hem heeft Theresia al vroeg invloed gehad. Hij was een Fries en een Karmeliet en hij werd hoogleraar in Nijmegen, waar hij kerkgeschiedenis en mystiek doceerde. Hij was een man van ‘het ingekeerde leven’ die heel goed wist wat er in de wereld gebeurde en welke taak hem daar was toebedeeld. In zijn leven gingen actie en contemplatie, mystiek en politiek samen. Spiritualiteit was voor hem geen abstracte theorie, maar doorleefde werke-lijkheid. Als karmeliet bestudeerde hij de mystiek en leefde eruit. Hij vertaalde werk van Theresia, eerst alleen en later samen met anderen. Al vroeg zag hij het gevaar van het nationaalsocialisme. Via publicaties in dag- en weekbladen waarschuwde hij en veroordeelde hij de anti-Joodse maatregelen van het Hitlerregime. Dat deed hij zowel voor als tijdens de bezetting. Hij werd gearresteerd en verbleef achtereenvolgens in de gevangenis van Scheveningen, in het kamp te Amersfoort, in de gevangenis van Kleef en tenslotte in het concentratiekamp van Dachau waar zijn leven door een dodelijke injectie van een kamparts een einde vond. In gevangenschap heeft hij velen bemoedigd en was hij een getuige van Christus. Zijn verbondenheid met de persoon en het werk van Theresia bleek toen hij in gevangen-schap haar biografie schreef die na de oorlog, in 1946 werd gepubliceerd.

De tweede die ik wil noemen is Johan Brouwer (1898-1943), een man die, volgens zijn biograaf Hendrik Henrichs, al tijdens zijn leven een legende was. 2) Hij was in de Spaanse burgeroorlog en promoveerde op het proefschrift Psy-chologie der Spaansche mystiek. Hij koos bewust voor het verzet tegen de Duitsers en raakte betrokken bij de aan-slag op het Bevolkingsregister van Amsterdam. Hij werd gearresteerd en in de vroege ochtend van 1 juli 1943 gefusil-leerd en begraven in de duinen bij Overveen.

Via zijn bestudering van de mystiek kwam Brouwer in aanraking met Theresia van Avila. Hij was overtuigd dat de Spaanse mystiek met haar nadruk op de persoonlijke geloofsbeleving beschouwd moest worden als het beste ant-woord op de grote geestelijke vragen van de zestiende èn van de twintigste eeuw. Ook hem was de nuchterheid van Theresia opgevallen die hij bewonderde. Eveneens was hij getroffen door de taal van Theresia. Hij zei: ‘De mystici gebruikten een zo rijke taal dat hun werk tot de hoogtepunten van de Spaanse literatuur wordt gerekend; dat is vooral het geval met het werk van Teresa de Avila en Juan de la Cruz’. Brouwer roemde de bewogenheid, het mededogen en ‘het evangelisch saamhorigheidsgevoel’ van Theresia en Johannes van het Kruis met het ‘in geestelijk en emotioneel opzicht verwaarloosde volk’.

Brouwer schreef niet alleen wetenschappelijke werken maar ook romans. Een van de bekendste romans is Philips Willem, de Spaansche prins van Oranje, verschenen in november 1940. De roman beleefde vele drukken, tijdens en na de bezetting. Op de lijstjes van de meest verkochte boeken in de oorlog was het dikwijls nummer 2 (nummer 1 was Hollands Glorie van Jan de Hartog). Hoofdstuk 9 van de roman is gewijd aan Theresia. Dit hoofdstuk heet ‘Philips Willem en Theresia van Avila’ Natuurlijk, het ligt niet voor de hand dat Philips Willem ooit Theresia heeft ontmoet, maar de schrijver was goed gedocumenteerd over de figuur van Theresia. In hoofdstuk 9 lezen we:’Wanneer een Theresia van Avila en een Juan de la Cruz, die Gods eigen licht hebben aanschouwd daarvan niet kunnen getuigen, zonder vervolgd te worden, dan bewijst dat, dat Spanje lichtschuw is geworden.’ Tegen Philips Willem zei zij: ‘Ik bid zoals ik brood bak’, een bidden in het besef verstaan en gehoord te worden, een ‘bidden met het weten middenin een ontzagwekkende werkelijkheid te staan, waarin de handen even zeker grijpen als de vuist in het deeg’. Op verzoek van Philips Willem vertelde Theresia over haar werk, over de kloosters die zij had gesticht. ‘Op eenvoudige, natuurlijke wijze vertelde Theresia van de grote moeilijkheden waarvoor zij was geplaatst, van de tegenwerking welke zij van de geestelijke autoriteiten ondervond, de verdachtmakingen en bedreigingen, maar zij gaf aan deze verhalen geen aangrijpend, pathetisch karakter, integendeel, zij spotte een beetje met de bekrompenheid, de jaloersheid, de gezagswaan van al die hoge heren, die door al hun geadministreer de zin voor de werkelijkheid van het geestelijk leven hadden verloren (…) Haar gevoel voor humor werkte weldadig’. In verhalende vorm tekende Brouwer een aantal wezenlijke kanten van de persoonlijkheid en het werk van Theresia en heeft hij enige bijna letterlijke citaten gegeven uit haar Libro de la Viada. ‘Geduld is meer waard dan visioenen’. Maar daarom zijn de visioenen nog niet waardeloos. Zij kunnen van groot belang zijn, voor degenen die de visioenen en gezichten (dit woord komt 108 keer in de Bijbel voor) hebben ontvangen, maar ook voor anderen. Omdat zij ook voor anderen van belang kunnen zijn, werden de visioenen beschreven, hoewel men vaak een innerlijke weerstand moest overwinnen. Tegen het einde van hoofdstuk 9 lezen we: ‘Iemand zei haar (Theresia) eens: Gij zijt een heilige’. Zij had toen vrolijk-spottend gelachen en gezegd: ‘Dat verhoede God. Men zou er dan later toe kunnen komen mijn gebeente te vereren en mijn werk te vergeten.’

Door de roman zijn talloze lezers in aanraking gebracht met Theresia en dat is wat Brouwer wilde. Zijn biograaf ver-telde dat na Brouwers dood een manuscript werd gevonden met vier hoofdstukken voor een biografie van Theresia van Avila die hij van plan was te publiceren.

(Zijn vrouw, door Brouwer ‘vogeltje’ genoemd, schonk aan de Niclolaikerk te Utrecht een gebrandschilderd raam, ter nagedachtenis aan haar man.)

 

M.G.L. den Boer