Amsterdams peil

Een nieuw verschijnsel in mijn huidige leefomgeving is de hernieuwde kennismaking met een klassiek type atheïst. Ongetwijfeld woonde hij ook in mijn goede, oude dorp, ergens in prettig verbouwde boerderijen, maar ik kwam hem niet zo vaak tegen. De kerk had hij allang vaarwel gezegd. Ook in Amsterdam sprak de ontmoeting met hem niet vanzelf. Ik werd geïntroduceerd in een eerbiedwaardig en erudiet gezelschap van voornamelijk hooggeleerde heren die zich bezig hielden met de Duitse literatuur. Ze hadden het belangrijkste van Thomas Mann gelezen en net hun bespreking van Goethes Wahlverwandtschaften beëindigd. Nieuwsgierig vroegen zij wat een dominee toch met Thomas Mann zou kunnen hebben. Omdat mijn buurman voornamelijk zweeg, verslikte ik me in een betoog waarin ik een pleidooi voerde voor een fenomenologische leeswijze van diens Zauberberg. Het sanatorium da oben, is het zich naar de Eerste Wereldoorlog spoedende zieke Europa. ‘Jaja, lezen wat er niet staat’, repliceerde het gezelschap zuinigjes. Toen ik vertelde dat deze interpretatie sterk afhankelijk was van wat ooit K.H. Miskotte erover heeft geschreven, zei mijn zwijgende buurman met beschaafd leedwezen dat hij diens bijdrage helemaal gemist had bij het schrijven van zijn artikel over Europa aan de hand van Manns Zauberberg. ‘Maar ja’, zei hij ter verontschuldiging, ‘Miskotte was natuurlijk wel een dominee’.
Afgezien van het generatieverschil is mij dit type atheïst zeer dierbaar en verwant. Als de HEER mij niet was komen hinderen, was hij mij tot ideaal geweest. Hij weet zijn weg nog wel in Amsterdam Zuid, kent nog wat geestverwanten in Café Welling, maar weet ook dat zijn tijd voorbij is. De voorzitter van het leesgezelschap moet binnenkort zijn miljoenenpand in Zuid verlaten. Hij komt er maar niet toe ingrijpende beslissingen te nemen over zijn boekenbezit en merkt weemoedig op dat de kopers van zijn huis daar geen Goethe zullen lezen. Tegenover Café Welling is een terras waarvan het formaat der zonnebrillen iets aangeeft van de zware last dagelijks als Bekende Nederlander herkend te worden of er eentje te willen zijn.
Ik sluit niet uit dat vandaag zowel de dominee als de atheïst in een vreemde, nieuwe wereld zijn beland. Tussen beiden bestaat inderdaad een Wahlverwandtschaft. Toch zijn de verschillen niet gering. Waar het verzamelde leesgezelschap in Goethe een held vermoedt, heeft de theoloog ook oog voor het tragische aspect ervan. Kennis is niet enkel macht, althans niet die kennis die Goethe en intellectuelen in diens spoor, trachten te verwerven. Kennis is machteloos ten aanzien van wie of wat zich niet laat kennen, zoals Goethe geen gevoel had voor wat in de Schriften geen wijsheid is, maar profetie, hoop en verwachting. Maar zover hoeven wij niet eens te gaan. Goethe kon de waanzin van zijn vriend Hölderlin niet aan en verbood de lijkstoet van Charlotte von Stein langs zijn woonhuis te trekken. Ook hier werd geen woord gesproken over elkaars welbevinden. Al wil dat onder dominees ook nog wel eens ontbreken.

Evert Jan de Wijer