Albert Schweitzer: geniale meester en gedreven volgeling

Tijdens mijn bezoek aan Nederland afgelopen najaar had ik de gelegenheid een lezing bij te wonen in Zwolle over “De mystiek van de maestro. Het Fingerspitzengefühl van Albert Schweitzer”. De onderhoudende lezing werd gegeven door Chris Doude van Troostwijk, cultuurfilosoof en theoloog, woonachtig in Günsbach. Dat is de plaats in de Elzas waar Albert Schweitzer werd geboren in 1875. Zijn vader was er predikant. Schweitzer was een maestro in de muziek, en een geleerde: doctor in de filosofie en de theologie. Bovendien een vakbekwaam arts die het presteerde om in het oerwoud van het Afrikaanse Gabon een ziekenhuis op te bouwen, begin vorige eeuw. Doude van Troostwijk spitste het “Fingerspitzengefühl” van de maestro toe op de ethiek en de muziek. De ethiek van een geleerde die werd gedreven door de roeping om een volgeling van Jezus te zijn. De muziek, die voor de maestro de diepste inspiraties van het mens zijn en het leven tot uitdrukking brengt.
Eerst over de ethiek. Hoewel het principe van eerbied voor het leven vrij algemeen bekend is in de westerse cultuur, weten steeds minder mensen dat dit het gedachtengoed is van Albert Schweitzer. Zijn ethiek wordt weinig genoemd in de ethische literatuur. Hoe kwam Schweitzer tot het ethische principe van de eerbied voor het leven? Volgens zijn eigen zeggen in Uit mijn leven en denken (Nederlandse vertaling, 1932, p. 159; oorspronkelijke titel: Aus meinem Leben und Denken, 1931) gebeurde het tijdens een boottocht over de rivier in het oerwoud, in 1915. Tien jaar later ontvouwt hij het in de laatste hoofdstukken van Kultur und Ethik (1925). Hij stelt dat de ethiek tot dusverre veelal gebaseerd is geweest op het denken (verklaren). Met het denken komt men echter niet tot ethiek, want denken is weliswaar essentieel voor de ethiek, maar het kan er niet de grond van zijn. Het cartesiaanse “Cogito, ergo sum”, dat zozeer het westerse denken heeft bepaald, heeft geen ethische inhoud, en kan geen grond zijn voor ons doen. Al denkend (!) kwam Schweitzer tot wat hij ziet als de waarheid van ons leven, namelijk dat wij willen leven. De wil tot leven is gegeven met het leven, en dat geldt voor alle levensvormen. Hij zegt het zo: “Ik ben leven dat leven wil, temidden van leven dat leven wil” (Uit mijn leven en denken, p. 160). De ethiek heeft derhalve haar grond in de wil, en dat moet ook wel, want in de ethiek gaat het immers om doen. Dit geldt niet alleen voor de verhouding van mens tot mens, maar van de mens tot alle leven, inclusief de samenleving en de natuur.
Als het gaat over de samenleving was Schweitzer wel een mens van zijn tijd. In zijn ethiek van leven bevorderen, en voorkomen dat leven wordt vernietigd, verwacht hij alles van de persoonlijke (individuele) verantwoordelijkheid, en weinig van de samenleving, laat staan van de overheid. Dr F.O. van Gennep levert een interessant commentaar hierop in het boekje De pantomime van het heil. Beelden van de ethiek van Albert Schweitzer (1989, p. 26-42), onder de titel ‘De betekenis van de mesostructuren voor de ethiek’. In tegenstelling tot wat Schweitzer denkt, benadrukt Van Gennep dat wij de mens als relationeel zien: de individuele mens kan het niet alleen redden in de wereld, en kan ook niet de wereld redden. Vervolgens beschrijft hij hoe wij samenlevingsstructuren nodig hebben om persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen en dragen. Dat gebeurt volgens Van Gennep in de zogenaamde ‘meso-structuren’, zoals bijvoorbeeld de aktiegroep, de kerk, of de vakbond. Als voorbeeld zou ik Schweitzers stellingname begin jaren ‘60 inzake de atoombewapening willen noemen. Samen met ondermeer Albert Einstein sprak hij zich uit tegen kernproeven, waarschuwend voor de dreigende vernietiging van alle leven. Zijn individueel optreden was resultaat en onderdeel van meso-structuren die de publieke opinie probeerden te beïnvloeden. De film Albert Schweitzer (2009) geeft er een boeiend beeld van, met Jeroen Krabbé in de hoofdrol.
Er is echter een diepere laag in de ethiek van de eerbied voor het leven, en daar lag voor dr Doude van Troostwijk de spits van zijn verhaal. De ethiek heeft bij Schweitzer haar grond in de mystiek. Het is de ervaring van de mens dat de wil tot leven haar oorsprong heeft in het goddelijke: het gaat om een spirituele realiteit. In de mystiek geeft de mens zich in een individuele daad over aan het leven of de werkelijkheid (vgl. Kultur und Ethik, S. 225vv). Hij zegt in dit verband: “Een diepe wereldbeschouwing is in zoverre mystiek, als ze de mens in een geestelijke verhouding tot het Oneindige brengt. De wereldbeschouwing van eerbied voor het leven is een ethische mystiek. Het eenworden met het Oneindige wordt daarin door een ethische daad verwerkelijkt.” (Uit mijn leven en denken , p. 237vv). Schweitzer vond die mystiek vooral bij Paulus, als hij spreekt over het deel hebben aan de nieuwe bedeling die met Christus’ opstanding begonnen is. Maar dat is ook de Paulus voor wie het denken essentieel is in het geloven, net als voor Schweitzer. Kortom, de wereldbeschouwing van de eerbied voor het leven heeft een religieus karakter, verwant met het Christendom. Gedreven door de liefde van Jezus stelde maestro Schweitzer zijn leven en gaven in dienst van de eerbied voor het leven.
Tot nu toe ging het voornamelijk over de ethiek als expressie (uitingsvorm en uitwerking) van de mystiek. Echter ook in de muziek komt de mystiek tot uitdrukking en uitvoering. Schweitzer vond dat met name bij Bach, die voor hem de “muzikale theoloog” was door de magistrale wijze waarop hij de mystiek en spiritualiteit van de wil tot leven vorm geeft in de muziek. Muziek begon al vroeg in Schweitzers leven, met piano en orgel, en kreeg vervolg in orgellessen bij Widor in Parijs, later uitmondend in talloze orgelconcerten overal ter wereld om fondsen te werven voor het ziekenhuis in Lambarene. Het gaat in de muziek om het tot leven brengen van de spirituele ervaring van de wil tot leven. Hierin ligt dan ook de eenheid van het leven, aldus Doude van Troostwijk: de mystiek, de ethiek, en de muziek zijn gegrond in de eenheid van het leven, die haar uiteindelijke grond heeft in de eenheid van de goddelijke realiteit. Geheel toepasselijk werd de lezing in Zwolle gevolgd door muziek, o.a. een concert op het Schnitger orgel van de Grote of St. Michaelskerk, waar Schweitzer in 1932 een orgelconcert gaf.
In afsluiting zou ik willen stellen dat het gedachtengoed van dr Albert Schweitzer relevant blijft voor ons. Ik noem drie manieren waarop dit in mijn opinie het geval is. Allereerst het reeds genoemde feit dat het principe van eerbied voor het leven vrij algemeen bekend is en gebruikt wordt, vaak zonder verwijzing naar Schweitzer. In de tweede plaats merk ik op dat dr Chris Doude van Troostwijk juist een boekje heeft geschreven over Leven met Albert Schweitzer. Pleidooi voor mystiek optimisme (2013). Hij laat zien hoe zelfrealisatie door dienstbaarheid vorm kan krijgen in ons leven. De geniale meester en gedreven volgeling van Jezus kan ook een eeuw later een bron van inspiratie zijn. Ten derde wil ik wijzen op het in 2013 verschenen boek van dr H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging. Over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof. Het is geschreven vanuit de zorg over de Europese cultuur, zoals Schweitzer dat een eeuw eerder deed, met name in zijn Kultur und Ethik. Net als Schweitzer voert De Knijff een pleidooi voor de beslissende rol van de menselijke geest, omdat in Europa Godsgeloof en wereldweten zozeer uiteen zijn gegroeid, vooral wat betreft de verhouding van geloven en denken. Voor Schweitzer stonden geloof en denken nog bij elkaar, en voor hem was geloven een zaak van denkend geloven, maar het interessante is hoe ook voor De Knijff geloven en denken verbonden zijn. Hij zoekt de eenheid van het leven en hanteert daartoe een mediaal kenbegrip waarin subject en object correlatief op elkaar betrokken zijn. Zodoende krijgt het subject, de menselijke geest, een essentiële rol, en kan er ethische richting gegeven worden aan het leven. Dr De Knijff geeft daarmee een eigentijdse en creatieve invulling aan het gedachtengoed van dr Schweitzer (vgl. de bespreking door Wessel ten Boom in dit tijdschrift, nr. 42/4, 30 maart 2013). Ik eindig met een citaat uit een essay van Schweitzer, ‘My life is my argument’, (in: Predrag Cicovacki, Albert Schweitzer’s Ethical Vision. A Sourcebook (2009, p. 240): “If Christianity, for the sake of any tradition or for any considerations whatever, refuses to let itself be interpreted in terms of ethical religious thinking, it will be a misfortune for itself and for mankind. Christianity needs to be filled with the spirit of Jesus and, in the strength of that, shall spiritualize itself into the living religion of inwardness and love that is its destiny. Only then can it become the leaven in the spiritual life of mankind.”

Willem van de Kamp

Drs W. van de Kamp is theoloog en therapeut in California