Karl Barth in Amerika

Karl Barth in Amerika

Amerika geeft op heel veel gebieden de toon aan. Maar wie zou beweren, dat dit ook op theologisch gebied zo is, staat voor een zware bewijslast. 

Dietrich Bonhoeffer, die toch in het Mekka van theologisch Amerika, het Union Theological Seminary in New York vertoefde, waardeerde menig facet van de burgerlijke en kerkelijke samenleving aldaar. Maar voorzover mij bekend gold die waardering niet de theologie. Integendeel daarop heeft hij een en ander maal, zowel in ’30-’31 als nog in 40 (bij zijn tweede bezoek) fundamentele kritiek geuit. 

Toen ik van ’46-’47 van Union studeerde, kon je over Barth maar met heel enkelen een goed gesprek krijgen. Zelfs Reinhold Niebuhr voelde, afgezien van grote bewondering, in wezen weinig diepere verwantschap met hem. De enige, die Barth en de Europese vernieuwing van de theologie begreep, was toen Paul Lehmann, de huidige systematicus aan Union. 

Barth kwam bij de Amerikanen over als een wat studeerkamerachtige, eenzijdig op bijbel en kerk, dus op het verleden gerichte, wereldvreemde Europeaan. In de meeste kringen kende men hem niet of haalde men de schouders over hem op. Ik ging uit Amerika weg met de indruk: die twee vinden elkaar nooit: Amerika en Barth.

U begrijpt mijn verbazing, nu ik onlangs een geschrift uit New York bij de post vond, dat geheel aan Barth is gewijd. En dat niet als de pennenvrucht van een eenzame zonderling, maar als de samenvatting van een congres, gehouden aan Union, waarop 220 van de meest vooraanstaande theologen uit geheel Amerika van hun aanwezigheid en belangstelling voor deze theologie blijk gaven. Dit komt mij als zo’n volslagen wending voor, dat ik het eerst niet voor mogelijk hield. Maar ik moet erkennen, dat hier een aantal buitengewoon vloeiende beschouwingen gegeven worden over belangrijke aspecten van Barth’s persoon en werk. De kritiek ontbreekt niet. Telkens worden de dankbare en geestverwante artikelen onderbroken door kritische bijdragen. Dat is ook niet anders te verwachten. ’t Zou griezelig zijn, als ’t anders was. Er is genoeg bedenking en verzet, wie de volstrekt anders gerichte Amerikaanse theologie een beetje kent, zou het niet geloven, als de klok alleen lof en prijs sloeg. Maar men is met hem bezig. En het aardige van de opzet van dit geschrift is juist, dat er weerwoord is en dan weer reactie op dat weerwoord. Resteert de grote verrassing, dat Barth thans de algemene aandacht en bestudering krijgt. Zo komen wij tot de vraag: hoe is het zover gekomen? Wat zijn de factoren, die deze kentering in het oordeel over Barth hebben beïnvloed?

Niebuhr

Ik wil ze hier noemen en er kort iets van zeggen: Niebuhr – Bonhoeffer – de leerlingen – de volwassenwording van Amerika – Barth’s eigen persoonlijkheid – zijn humanisme – zijn congregationalisme – zijn bijbelarbeid – zijn politieke “feeling”.

Amerika’s meedoen aan de eerste wereldoorlog en de daaropvolgende ekonomische krises, openden veler oog voor de tragische zijde van het menselijk bestaan, voor de schijn en leugen van het vooruitgangsgeloof. De jonge predikant Reinhold Niebuhr deelde in de noden van de arbeiders in het Detroit van Ford. Hij leerde er zowel de diepte van het evangelie van zonde en genade, als de kracht van de profetische boodschap voor de politiek kennen. In zijn theologisch denken, dat meer en meer aan invloed won, trachtte hij beide componenten, als u wilt de horizontaal en de verticaal, bijeen te houden. Natuurlijk betekende de ontmoeting met de dialektische theologie (Barth en Brunner) voor hem een stimulans. Ook daar was de reformatie nieuw ontdekt, juist ook in haar vervlechting van geloof en handelen. Maar voorlopig was het geestelijk klimaat in Amerika de theologie van Barth ongunstig. Brunner lag meer in de markt. In hem begroette men iemand, die ten aanzien van wetenschap, cultuur en politiek meer op harmonie dan op conflict uit was.

Bonhoeffer

Brunner versloeg in Amerika zijn duizenden, Barth slechts zijn tientallen. Zonder twijfel hebben Barth en Niebuhr juist door hun nauwe verbinding van een orthodoxe genadeleer en een vooruitstrevende, linkse ethiek bijzonder veel met elkaar gemeen gehad.

Wij kunnen dan ook Niebuhr, hoezeer hijzelf later ook een vervreemding ten opzichte van Barth ervoer, als de eerst en beste wegbereider van Barth in Amerika beschouwen.

De Bonhoefferstudie (om niet te zeggen zijn veréring) heeft ook Amerika meegesleept. Hier was een theoloog, wiens theologie herkenbaar was tot in de biografische details. Hier was bovendien iemand, die de moeite genomen had, een en ander maal, langdurig en geduldig en niet alleen uit boeken, zich op de hoogte te stellen van de feiten en de achtergronden in Noord-Amerika zelf. Met name het dozijn brieven uit ‘Verzet en overgave’ dat de theologen in Europa mateloos blijft intrigeren, dwong ook in Amerika velen tot kennisneming, interpretatie en herinterpretatie. Juist de vrije opstelling tegenover Barth, wie hij ópenbaringspositivisme’ verweet, gaf de Amerikanen een invalshoek, van waaruit men zich met Bonhoeffer bezig hield, des te meer werd men wel gedwongen zich ook rekenschap van zijn leermeester Barth te geven. In de biografie van Bonhoeffer vertelt Eberhard Bethge hoe het contact tussen Barth en Bonhoeffer begonnen is. Op college bij Barth zou Bonhoeffer zijn leermeester onderbroken hebben met een citaat van Luther, dat de vloeken van de goddelozen God soms beter in de oren klinken dan de halleluja’s der vromen. Verrukt zou Barth gevraagd hebben: Van wie komt die opmerking? Op dat moment zou kun ontmoeting begonnen zijn (Eberhard Bethge, Dietrich Bonhoeffer, ned. Vert. ’68 pg. 192). Merkwaardig dat dit Luthercitaat het contact sloeg tussen deze twee mannen. Hadden zij zich niet beide toegewijd aan een theologie, die het woord van God in zijn betekenis van de wereld wilde vertolken? Het is of wij hier reeds iets horen van dat wereldlijke spreken van God, van die niet-godsdienstige interpretatie van het evangelie. Bonhoeffer, de door Amerikaanse theologen verslonden en hoogvereerde theoloog, heeft duidelijk een brugfunctie vervuld voor de thans oplevende Barth-studie.

De leerlingen

Derde factor voor de Barthrenaissance; de geduldige en rustige ontvouwing van zijn gedachten door een aantal leerlingen waaronder de reeds genoemde Lehmann. Een aantal van hem uit zich in deze bundel. Stellig is ook de zoon van Barth Marcus, die lang hoogleraar was in de V.S. van invlieg geweest. Prof. Mc.Kelway vertelt van de plezierige omgang van Barth met zijn studenten, zijn spelen met hun kinderen, zijn schaterlach. Maar ook toont Mc.Kelway aan Barth goed begrepen te hebben, als hij op twee kenmerken van zijn onderricht wijst: het leren stellen van vragen, van ‘beslissende’ vragen en iemand proberen te verstaan door hem op zijn beste te nemen.

Het tijdsbesef

Naarmate Amerika verwikkeld werd in het indochinese avontuur, wierp de tragiek van het gebeuren diepe slagschaduwen over het algemene bewustzijn. Nadenkende Amerikanen gingen zich schamen voor wat daar mede in hun naam zogenaamd ter verdediging van de christelijke beschaving bedreven werd. De verzieking met de maatschappij zowel daar als thuis, de klaarblijkelijke machteloosheid van de gerechtigheid, dat alles deed menigeen de wortels uitslaan naar diepere bronnen. Amerika, die natie van idealisten, is langzaam aan het volwassen worden. Dat doet pijn, maar het gesprek komt zo beter op gang. En in dat klimaat, dat van het gesprek, wil de theologie van Barth het best gedijen.

Barth’s persoonlijkheid

De grote en waarlijk katholieke afmetingen van de mens Karl Barth gaan meer en meer spreken. Houdt het verband met de wet van het tarwegraan, dat dit juist na zijn dood gebeurt? Barth zelf heeft met die gave van zijn persoonlijkheid gewoekerd, toen hij in Amerika was. Wie in dit land enigszins bekend is, weet, hoezeer het persoonlijke element beslist; hoe men iemands woorden en daden wil toetsen aan z’n hele zijn in zijn dagelijkse praat en daad; hoe men tuk is op humor en iemands vermogen tot zelfspot. Wij kunnen ons indenken, hoe Barth tijdens zijn bezoek aan dat land zijn image van verbeten beeldenstormer heeft kunnen corrigeren door de trekken van de echt humane, naar de wereld openstaande, van humor en geest bruisende man en denker, die hij was, te laten uitkomen. Treffend zijn in deze bundel vele blijken van zijn door de ontmoeting met hem gegroeide waardering en bewondering, niet alleen bij zijn geestverwanten, ook bij zijn theologische opponenten.

Humanisme

Tot de laatste behoort John Bennett, Hij bekent, dat ook hij zich heeft schuldig gemaakt aan caricaturen van Barth, maar hem steeds meer is gaan waarderen. Een van de redenen daarvan is de wending, die bij hem te bespeuren valt naar een steeds overtuigender humanisme. Bennett toont zich getroffen door wat Barth zegt over de ontmoeting tussen mensen, die rust in het feit, dat God mens geworden is: wij zien elkaar in de ogen, wij spreken met elkaar, wij zijn bereid ons door de andere laten helpen, wij doen dit met blijdschap. Zo blijkt de meest diepzinnige en orthodoxe dogmatiek in staat en bereid tot het allergewoonste van het menszijn.

Congregationalisme

Ook terzake van het kerkbegrip blijkt, dat Barth en Amerika meer met elkaar gemeen hebben dan we zouden denken. Barth is congregationalist. Dat wil zeggen: geen nadruk op het bijzondere ambt, alle gezag ligt in de gemeente zelf, met name de plaatselijke gemeente. Deze gemeente bestaat uit allen die bewust gekozen hebben en zich geroepen weten een gemeenschap te vormen, die in de wereld getuigt. Hierbij sluit aan de verwerping van de kinderdoop. M.i. ligt de volwassenendoop in het verlengde van het congregationalisme. Het hele Amerikaanse protestantisme is gecongregationaliseerd. Dat geeft aan die kerk haar verenigingskarakter, waardoor het soms iets krijgt van een club. Een dominee moet zich zo min mogelijk van de gemeenteleden onderscheiden en siert hem ‘to be just one of the boys’. Een Amerikaanse kerk heeft niet hiërarchisch. Het is een goed geolied bedrijf, een ‘christengemeinde’ als binnenste cirkel van de ‘Bürgergemeinde’ om twee begrippen van Barth te gebruiken. Sommigen zien in deze kerkvorm veel voor de toekomst. In dit opzicht ga ik noch met Barth noch met de Amerikanen mee. Maar de verwantschap is zonneklaar.

In de bundel komt een bijzonder aardig artikel voor van de oudtestamenticus James Wharton over Barth als exegeet. Hij bedreef kerkelijke exegese; wel te onderheiden van dogmatische exegese. Alleen al in de Dogmatiek worden 15.000 plaatsen aangehaald, 2000 uitvoerig uitgelegd. Wharton beschrijft Barth’s methode als een steeds indringender luisteren naar de tekst, tot deze zijn geheimen prijsgeeft. Zijn uitlegkundige passages lezen meestal als een roman. Ook voor kritische exegeten betekent Barth’s manier van uitleggen een vallen van de ene verrassing in de andere. Waar in Amerika alleen al door het fundamentalisme de bijbel zo centraal staat, heeft Barth’s kennelijke vermogen om de bijbel nieuw aan het woord te laten komen vriend en tegenstander geïmponeerd.

Politiek

Wij weten sinds Gollwitzer en Marquardt, dat Barth’s denken van meet af vervlochten is met de bezinning op de politiek, dat juist op dit punt geloven en handelen niet te scheiden zijn. Het was voor de Amerikanen onverteerbaar, dat hij louter ‘van boven af’ scheen te denken. Waar bleven de mens, de geschiedenis, ons handelen?

Wij weten thans, dat wij Barth nog niet begrepen hebben als wij zijn voorstelling met Karl Marx, zijn nieuw humanisme, niet verstaan als oogmerk van zijn theologie. Juist zijn concentratie op Christus drijft uit tot christen zijn hier en nu, tot ‘moed voor de wereld’ (van Ruler). Het is vooral Paul Lehmann, die in de bundel deze zaken aan de orde stelt. Zijn opstel luidt dan ook: Karl Barth, theoloog van de permanente revolutie. Wie de hardheid van de structuren in Amerika (bij alle vertoon van vrijheid) kent, ziet in, dat hier pas de profeet gevonden is, die met een woord als een moker kan inslaan op de godloze gebondenheden van ons (vrome) mensen.

Hoop

Philip Lee getuigt, hoe Barth hem heeft leren preken, hoe hij hem moed gegeven heeft, als hij van zijn rijke gemeenteleden niet mocht preken over ‘nikkers’ en over Vietnam. Hoe hij noch bij Graham noch bij Harvey Cox terecht hoefde te komen (noch bij de interessantdoenerij van de elitegemeente noch bij de wereldvreemde vroomheid van de sectariërs). Midden in de kerk en midden in de wereld heeft hij het kunnen uithouden door het Woord, dat hem mede door de studie van Barth is opengegaan. Hoor hem zeggen: ‘Ik let niet op de grote prestaties der mensen, maar op Gods kleine tekenen van hoop. Het vasthouden van de hand van een stervende oude man is even belangrijk als het werken voor sociale vooruitgang’.

Barth – aldus Lee – heeft mij ‘en toch’ leren zeggen. Daarvoor blijf ik hem dankbaar.

Is het nodig te zeggen hoe verheugend het is voor iemand, die niets dan onkunde, onverschilligheid of spot t.a.v. Barth ervaren heeft, na een kwart eeuw te merken, dat het tij keert?

De ontmoeting tussen Barth en Amerika moet nog beginnen. Ik ben er zeker van, dat juist dit land deze broederlijke mens goed gebruiken kan in een situatie, onvoorstelbaar ziek en verscheurd. De sterke stem van de profeet wint aan kracht. Hij spreekt, zoals profeten doen, het sterkst: nadat hij is gestorven.

Drs. P.F.TH. Aalders, hervormd predikant te Amsterdam, bespreekt Union Seminary Quarterly Review, Vol. 28, nr. 1, Fall 1972. 

Trouw, 31 maart 1973