1914-2014 – Ver weg en toch wonderlijk dichtbij

De Eerste Wereldoorlog ligt ver van mij vandaan en toch komt deze oorlog wonderlijk dichtbij door de levensgeschiedenis van mijn overgrootvader Matthijs Petrus Leiwakabessy. Enkele jaren terug schreef ik in ons tijdschrift over hem. Zo kwam het, dat enkele leden van de werkgroep Oral History van Fort Pannerden begin dit jaar contact met mij zochten om meer te weten te komen over deze Matthijs Petrus Leiwakabessy. Op de muur in de officierskamer in Fort Pannerden waren ze zijn naam tegengekomen tussen de namen van de andere officieren, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Fort Pannerden gelegerd waren. Het had hen lange tijd beziggehouden, hoe dat nu zat met die ene Molukse naam. Want pas na 1950 hadden zich in Elst en in de wijk Hatert in Nijmegen Molukse gemeenschappen gevestigd. Door wat ik indertijd over mijn overgrootvader had geschreven, begrepen zij nu eindelijk hoe het kwam dat deze Leiwakabessy tijdens de Eerste Wereldoorlog op Fort Pannerden was gestationeerd.

Als zoon van een dorpshoofd van het eiland Noesa Laut was hij aan het begin van de 20e eeuw afgereisd naar Ne-derland om in Amsterdam zijn medicijnenstudie voort te zetten, die hij aan de Dokter-Djawa School had afgerond. Met de bedoeling om als Inlands arts gelijk gesteld te worden met de Europeanen. In de ogen van mijn overgrootvader en anderen, die als arts waren afgestudeerd aan de Dokter-Djawa School, was het een groot onrecht dat zij minder verdienden dan hun Europese collega’s en bovendien meestal geen Europese patiënten mochten behandelen. Om aan deze ongelijkheid een einde te maken, reist hij eind augustus 1912 per boot af naar Genua met als eindbestemming Amsterdam. Uit documenten, die na het overlijden van mijn oma opdoken, leid ik af, dat hij vlak voor zijn vertrek nog enkele dringende zaken in Indië wettelijk geregeld wilde hebben. Het betrof de wettelijke erkenning van zijn twee kinderen, verwekt buiten huwelijk bij de Mohammedaanse, Inlandse vrouw Radèn Ajoe Oda, opdat zijn zoon en dochter (mijn oma) al de rechten en voorrechten zullen genieten, die verbonden zijn aan de staat van wettige kinderen. Hij zou immers twee jaar wegblijven. En in die tijd kon er met hem in Amsterdam of met zijn vrouw en kinderen in Indië van alles gebeuren. Hij zou hooguit twee jaar weg zijn, maar het zou bijna zes jaar duren, voordat hij terugkeerde naar zijn vrouw en kinderen in Indië. Vlak nadat hij zijn artsexamen had afgelegd, brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd hij als officier van gezondheid 2e klas onder de wapenen geroepen en gestationeerd bij fort Pannerden.

Aangestoken door het zoeken naar sporen in het verre verleden, bezocht ik op uitnodiging van de werkgroep Oral History samen met mijn zus op de zondag voor Palmpasen van dit jaar het fort, waar onze overgrootvader als officier van gezondheid gedurende de Eerste Wereldoorlog was gelegerd. Onderweg voelde ik een zekere spanning opkomen. Wat zou ik daar vinden. Wat hoopte ik daar te vinden, vroeg ik mezelf af. Het is allemaal zo vaag, ongrijpbaar en van zo lang geleden. Waarom heb ik nooit meer moeite gedaan om via mijn oma meer over hem te weten te komen. Het moet toch buitengewoon frustrerend zijn geweest voor hem, dat hij na het behalen van het door hem zo begeerde artsexamen, niet kon terugkeren naar Indië. Heeft hij bij zijn terugkeer zich daar ooit over uitgelaten tegenover zijn vrouw of collega’s? Had zijn lange oponthoud hier in Nederland vanwege het uitbreken van deze oorlog op den duur niet ook financieel nadelige gevolgen voor zijn vrouw en kinderen. Of werd gedurende heel de oorlog een deel van zijn salaris gewoon aan zijn vrouw overgemaakt?
Buiten die ene versie van het verhaal dat mijn oma over haar vader vertelde, weet ik nagenoeg niets van hem. En toch was hij niet alleen maar ver weg, realiseer ik me nu. In de flat van mijn oma hing een geschilderd portret van hem pontificaal boven de eetkamertafel. Hij staat hierop afgebeeld in uniform, kaarsrecht, met de borst naar voren. Een man die gezag, autoriteit uitstraalde.
Het werd nog wonderlijker toen we onze auto vlakbij het fort parkeerden en ik een ANWB-bordje zag dat de weg wees waar je met het pontje kon overvaren. Opeens herinnerde ik me de autoritten in het Renaultje 4 van de moeder van mijn vriendin. Wanneer ik werd thuis gebracht na het logeren in Laag Keppel, staken we altijd bij Fort Pannerden over met het pontje, via Huissen reden we zo richting Nijmegen. Zonder het te weten was ik dus talloze keren rakelings dicht langs de plek gekomen, waar mijn overgrootvader in de Eerste Wereldoorlog gelegerd was.
Tijdens de rondleiding werd ons verteld dat het huidige fort is gebouwd tussen 1869 tot 1871 om de splitsing van de Rijn in Pannerdensch kanaal en Waal te bewaken. Een belangrijke functie van het fort was om de opmars van vijan-delijke legers te vertragen. Jammer genoeg bleek het fort meteen na zijn voltooiing al verouderd te zijn. Vanwege de uitvinding van de brisantgranaten, moest het fort dat was opgebouwd in bakstenen, met beton worden verstevigd op de plaatsen waar het geschut stond opgesteld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het fort net als de andere verde-digingswerken die deel uitmaakten van de Hollandse Waterlinie volledig bemand. Het was bijzonder spannend om het fort binnen te gaan. Het ligt namelijk helemaal onder de grond. Het bestaat als het ware uit allemaal gewelfde kelders. In de winter is de temperatuur in het fort constant 10 graden en in de zomer 15 graden. Alleen in de kamer van de commandant stond een houtkacheltje. Fascinerend waren de haken die aan weerszijden van de muren waren aangebracht. Deze dienden om hangmatten aan te bevestigen voor de soldaten. Mijn overgrootvader sliep in een stapelbed op de officierskamer. We werden langs de voorraadkamer geleid die met ijzeren tralies en sloten was afgeschermd. Het moment suprême was voor mijn zus en mij toch wel de muur in de officierskamer waarop we met hulp van onze gids met enige moeite de naam Leiwakabessy konden ontcijferen. Opeens werd dat verre verleden ontsloten. En kwam de vader van mijn oma mij wonderlijk dichtbij. Als de held, het middelpunt van het verhaal, dat zij zo vaak vol trots over hem vertelde.

Machteld de Mik-van der Waal